ECLI:NL:OGHNAA:2005:BF9968

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
30 mei 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
78 HLAR 48/04
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van vergunning tot tijdelijk verblijf en niet-ontvankelijkheid van hoger beroep

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 30 mei 2005 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning had ingediend. De aanvraag was afgewezen door de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao, namens de Minister van Justitie, op 8 mei 2004. Appellante had tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg, dat op 20 oktober 2004 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft appellante hoger beroep ingesteld bij het Hof, maar tijdens de zitting op 6 april 2005 bleek dat appellante, die inmiddels naar Colombia was teruggekeerd, geen contact meer had met haar advocaat of de familie bij wie zij als dienstbode zou gaan werken. Het Hof overwoog dat uit deze omstandigheden niet kon worden afgeleid dat appellante nog enig belang had bij het hoger beroep. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

78 HLAR 48/04.
Datum uitspraak: 30 mei 2005
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante]
verblijvend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 20 oktober 2004 in het geding tussen:
appellante,
en
de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao, namens de Minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 8 mei 2004, nr. 6001043240/1, heeft de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao (hierna: de Gezaghebber), namens de Minister van Justitie, een aanvraag van [appellante] (hierna: appellante) om verlening van een verblijfsvergunning afgewezen.
Bij uitspraak van 20 oktober 2004 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, ingekomen op 1 december 2004, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief, ingekomen op 14 maart 2005, heeft de Gezaghebber van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M.C. Vaders, advocaat, en de Gezaghebber, vertegenwoordigd door mr. J.G. Ricardo, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het Hof overweegt ambtshalve het volgende.
2.1.1. De aanvraag strekt tot verlening aan appellante van een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als inwonend dienstbode bij de familie [ ]. Ter zitting in hoger beroep heeft de advocaat van appellante te kennen gegeven dat ieder contact met appellante, die is teruggekeerd naar Colombia, is verloren. Voorts heeft deze te kennen gegeven dat geen contact meer bestaat tussen appellante en haar beoogde werkgeefster, de familie [ ]. Uit deze omstandigheden en nu van belang anderszins niet is gebleken, kan niet worden afgeleid dat appellante nog enig belang heeft bij het hoger beroep.
2.2. Het dient daarom kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, mr. R.W.L. Loeb en mr. M.R. Wijnholt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, griffier.
Voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2005.