ECLI:NL:OGHNAA:2005:BF9969
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- W.P.M. ter Berg
- R.W.L. Loeb
- M.R. Wijnholt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verwijderingsbeschikking en toetsing van inbewaringstelling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een beschikking van de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao, die haar had bevolen om de Nederlandse Antillen te verlaten. De appellante had eerder een verzoek ingediend om terug te komen op een eerdere, in rechte onaantastbare verwijderingsbeschikking. Het Gerecht had haar beroep tegen het uitblijven van een beschikking op dit verzoek als te laat niet-ontvankelijk verklaard. De Gezaghebber had op 19 december 2003 besloten tot verwijdering van appellante, en tegen deze beschikking was geen rechtsmiddel aangewend, waardoor deze onaantastbaar was geworden. Appellante stelde dat het Gerecht de beschikking van 7 juli 2004 ten onrechte niet in volle omvang had getoetst.
Het Hof oordeelde dat het Gerecht de termijn voor het indienen van beroep tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek omstreeks eind april 2004 had vastgesteld, en dat appellante tot medio juni 2004 beroep kon instellen. Het Gerecht had terecht geoordeeld dat het beroep te laat was ingediend. De beslissing van 7 juli 2004 had geen zelfstandig rechtsgevolg, en appellante had geen belang bij het beroep tegen de nieuwe uiterste verwijderdatum.
Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond voor zover het ging om de toetsing van de inbewaringstelling van 7 juli 2004, vernietigde de uitspraak van het Gerecht in dat opzicht, en bevestigde de uitspraak voor het overige. De griffier werd opgedragen het door appellante betaalde griffierecht terug te geven. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 30 mei 2005.