ECLI:NL:OGHNAA:2005:BG0971
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- W.P.M. ter Berg
- C.H. Govaerts
- R.W.L. Loeb
- N.M. Martinez
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep tegen afwijzing aanvraag verblijfsvergunning
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, waarbij zijn beroep tegen het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf ongegrond is verklaard. De uitspraak van het Gerecht vond plaats op 10 maart 2005. Tijdens de procedure in hoger beroep, die op 20 april 2004 is gestart, heeft het bestuursorgaan, de Minister van Justitie, alsnog een verblijfsvergunning aan verzoeker verleend. Hierdoor heeft verzoeker besloten het hoger beroep in te trekken, omdat het bestuursorgaan aan zijn verzoek is tegemoetgekomen, zoals bedoeld in artikel 50, tiende lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
De uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 21 november 2005, met zaaknummer 91 HLAR 11/05, heeft de Minister van Justitie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De kosten zijn vastgesteld op Naf. 700,00, te betalen aan verzoeker, en daarnaast dient de Minister het griffierecht van Naf. 450,00 aan verzoeker te vergoeden. De beslissing is genomen in het openbaar en is ondertekend door de voorzitter en de leden van het Hof, met de griffier aanwezig.
De zaak illustreert de toepassing van de Lar en de rechten van verzoekers in bestuursrechtelijke procedures, vooral in het kader van verblijfsvergunningen. De intrekking van het hoger beroep en de toewijzing van de proceskostenveroordeling zijn belangrijke aspecten van deze uitspraak.