ECLI:NL:OGHNAA:2005:BG0984

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
21 november 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
94 HLAR14/05
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake de Landsverordening Ongevallenverzekering en de definitie van werknemer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Sociale Verzekeringsbank tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin het beroep van [belanghebbende] gegrond werd verklaard. [belanghebbende] had een verzoek ingediend om tegemoetkoming op grond van de Landsverordening Ongevallenverzekering (LvOv) na een ongeval dat hem was overkomen tijdens zijn werkzaamheden als timmerman voor Lusa N.V. De Sociale Verzekeringsbank had dit verzoek afgewezen, stellende dat [belanghebbende] geen werknemer in de zin van de LvOv was, maar huispersoneel. Het Hof oordeelt dat het ongeval wel degelijk verband houdt met de dienstbetrekking van [belanghebbende] en dat hij als werknemer moet worden aangemerkt. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht, waarbij het Gerecht terecht heeft geoordeeld dat de werkzaamheden van [belanghebbende] in verband stonden met zijn dienstbetrekking, ongeacht of het ongeval tijdens een pauze plaatsvond. De uitspraak van het Gerecht wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

94 HLAR14/05
Datum uitspraak: 21 november 2005
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Sociale Verzekeringsbank,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 13 mei 2005 in het geding tussen:
[belanghebbende], wonend op [woonplaats],
en
appellante.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 11 mei 2004 heeft appellante een verzoek van [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende]) om tegemoetkoming krachtens de Landsverordening Ongevallenverzekering (hierna: de LvOv) afgewezen.
Bij beschikking van 24 augustus 2004 heeft appellante het daartegen door [belanghebbende] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 mei 2005 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), het daartegen door [belanghebbende] ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en bepaald dat appellante binnen twee maanden met inachtneming van de uitspraak opnieuw op het bezwaar beslist.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij het Hof ingekomen op 26 mei 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 16 juni 2005.
Bij brief van 25 juli 2005 heeft [belanghebbende] van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 september 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Bonafasia en drs. M.A. Maria, controlerend geneesheer, en [belanghebbende], bijgestaan door mr. R.E.F.A. Bijkerk, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1 van de LvOv wordt in de regeling onder werknemer verstaan een ieder die voor een werkgever, in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk, arbeid verricht, behalve – voor zover thans van belang – huispersoneel.
Onder ongeval wordt verstaan een ongeval dat de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking is overkomen, alsook de bij Landsbesluit, houdende algemene maatregelen aan te wijzen ziekten en lichamelijke letsels, in betrekkelijk korte tijd ontstaan, mits voldaan is aan de daarbij gestelde voorwaarden.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, heeft de werknemer, aan wie een ongeval is overkomen, tegenover de bank recht op tegemoetkoming, bestaande uit geneeskundige behandeling en verpleging, en uitkeringen in geld.
2.2. Appellante klaagt dat het Gerecht heeft miskend dat [belanghebbende] geen werknemer is in de zin van de LvOv, omdat hij is aan te merken als huispersoneel.
2.2.1. Deze klacht faalt. Niet in geschil is dat [belanghebbende] een ongeval is overkomen. Volgens het ter zake van dat ongeval door de Afdeling controle dienstverlening opgestelde rapport van 28 maart 2004 was [belanghebbende] ten tijde daarvan als timmerman in dienst van Lusa N.V. (hierna: Lusa) en verrichtte hij uit hoofde van dat dienstverband ook werkzaamheden op de plantage van haar directeur.
Uit dat rapport vallen geen feiten en omstandigheden af te leiden die tot het oordeel leiden dat hij huispersoneel was. Dat de werkzaamheden gedeeltelijk op de plantage van de directeur plaatsvonden, is daarvoor niet voldoende.
Het Gerecht is terecht en op goede gronden tot dezelfde conclusie gekomen.
2.3. Appellante betoogt voorts dat het Gerecht heeft miskend dat [belanghebbende] ten tijde van het ongeval geen werkzaamheden in het kader van zijn dienstbetrekking met Lusa verrichtte.
2.3.1. Ook dit betoog faalt. Tussen [belanghebbende] en Lusa is een arbeidsovereenkomst gesloten, uit hoofde waarvan [belanghebbende] verplicht is tegen betaling van loon persoonlijk arbeid te verrichten, waarbij hij in een gezagsverhouding tot Lusa staat. Derhalve is sprake van een dienstbetrekking.
Ten tijde van het ongeval verrichtte [belanghebbende] werkzaamheden in opdracht van de directeur van Lusa. In het midden kan blijven of het ongeval tijdens een pauze in de werkzaamheden plaatsvond. Ook als dat het geval is, geldt dat de handelingen die tot het ongeval hebben geleid in verband staan met de dienstbetrekking, als bedoeld in artikel 1 van de LvOv. De memorie van toelichting op de bepaling biedt geen aanknopingspunt voor een beperkter uitleg van die term.
2.4. De klacht dat het Gerecht heeft miskend dat de LvOv slechts ziet op werkzaamheden, verricht in verband met de functie, waarvoor de werknemer bij haar staat ingeschreven, faalt evenzeer. Die eis stelt de LvOv niet om in aanmerking te kunnen komen voor tegemoetkoming. Uit voormelde bepaling van de LvOv volgt slechts dat, zoals het Gerecht met juistheid heeft overwogen, het ongeval, om aanspraak op tegemoetkoming te kunnen opleveren, verband dient te houden met de dienstbetrekking van de werknemer.
2.5. Gelet op het vorenstaande, is het Gerecht terecht tot de conclusie gekomen dat het ongeval [belanghebbende] is overkomen in verband met zijn dienstbetrekking, als bedoeld in artikel 1 van de LvOv.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2005