ECLI:NL:OGHNAA:2006:BG1530

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
5 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123 HLAR 45/05
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake administratief recht

In deze zaak heeft verzoeker op 19 december 2005 het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van 21 november 2005, waarin zijn hoger beroep tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen gegrond was verklaard. De verzoeker stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden, met name een brief van de Minister van Verkeer en Vervoer van 22 juli 2003 en een eerdere uitspraak van het Gerecht van 3 juni 2004. De Minister heeft op 24 februari 2006 gereageerd op het verzoek van de verzoeker.

De zitting vond plaats op 4 april 2006, waar verzoeker in persoon verscheen, bijgestaan door zijn advocaat, en de Minister vertegenwoordigd was door drie juridische medewerkers. Het Hof overwoog dat volgens artikel 96, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak, herziening alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die de verzoeker redelijkerwijs niet bekend konden zijn en die, indien eerder bekend, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.

Het Hof concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldeden aan de vereisten voor herziening. Het verzoek werd als ongegrond afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 5 juni 2006.

Uitspraak

123 HLAR 45/05
Datum uitspraak: 5 juni 2006
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak (artikel 96 van de Landsverordening administratieve rechtspraak) op het verzoek van:
[verzoeker], wonend op [woonplaats],
verzoeker,
om herziening van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 21 november 2005 in zaak no. 81 HLAR 05/05.
1. Procesverloop
Bij brief, bij het Hof ingekomen op 19 december 2005, heeft verzoeker het Hof verzocht de uitspraak van 21 november 2005 in zaak no. 81 HLAR 05/05, waarbij het hoger beroep van verzoeker tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), van 25 januari 2005 gegrond is verklaard, te herzien.
Bij brief, ingekomen op 24 februari 2006, heeft de Minister van Verkeer en Vervoer (hierna: de Minister) van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2006, waar verzoeker, in persoon, en de Minister, vertegenwoordigd door mr. A.C. Small, advocaat, mr. J. van Schendel, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, en mr. C. Sandries, werkzaam bij het Bureau Telecommunicatie en Post, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 96, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) kan op verzoek van een partij herziening van een onherroepelijke uitspraak van het Hof, bedoeld in artikel 78, plaatsvinden op grond van nader gebleken feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden voor de uitspraak, die de verzoekende partij redelijkerwijs niet bekend konden zijn en die, waren zij eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. Verzoeker betoogt dat een brief van de Minister van 22 juli 2003, die heeft geleid tot de uitspraak van 21 november 2005, dient te worden opgevat als een met een beschikking gelijk te stellen weigering om een beschikking te geven. Voorts voert hij aan dat een beslissing op door hem op 1 september 2004 gemaakt bezwaar ten onrechte niet is genomen met inachtneming van de uitspraak van het Gerecht van 3 juni 2004 in zaak no. 2004/3. Ten slotte betoogt hij dat de Minister hem, voorafgaande aan het geven van de beschikkingen, ten onrechte niet heeft gehoord.
2.3. Hetgeen verzoeker aldus heeft aangevoerd, zijn geen feiten of omstandigheden, als bedoeld in artikel 96, eerste lid, van de Lar. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening strekt er niet toe om het debat te heropenen en de juistheid van de uitspraak, waarvan herziening wordt verzocht, anders dan naar aanleiding van zodanige feiten en omstandigheden, aan de orde te stellen.
2.4. Het verzoek dient als ongegrond te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2006