137 HLAR 11/06
Datum uitspraak: 27 november 2006
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Sociale Verzekeringsbank,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 20 april 2006 in het geding tussen:
Curcon Holding N.V., gevestigd op Curaçao,
Bij beschikking van 23 februari 2005 heeft appellante een verzoek van Curcon Holding N.V. om restitutie van het met de definitieve aanslag over het jaar 1994 verrekende bedrag aan premie afgewezen.
Tegen het uitblijven van een beschikking op het daartegen door haar gemaakte bezwaar heeft Curcon Holding N.V. beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht).
Bij uitspraak van 20 april 2006 heeft het Gerecht dat beroep gegrond verklaard en de weigering om op het gemaakte bezwaar te beslissen vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 1 juni 2006, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief, bij het Hof ingekomen op 3 juli 2006, heeft Curcon Holding N.V. van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Bonafasia, werkzaam bij appellante, en Curcon Holding N.V., vertegenwoordigd door H.W.A. Luijten, zijn verschenen.
2.1. Appellante klaagt met succes dat het Gerecht het gemaakte bezwaar ten onrechte niet zelf niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het maken van bezwaar tegen het uitblijven van een beschikking is een middel om het desbetreffend bestuursorgaan tot besluitvorming te nopen. Het bestuursorgaan zal in het algemeen alsnog een beslissing dienen te nemen, waartegen desgewenst rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.
In de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar), noch elders, is bepaald dat het uitblijven van een besluit als afwijzing van de desbetreffende aanvraag heeft te gelden. Het Gerecht heeft het uitblijven van een beschikking op het gemaakte bezwaar dan ook ten onrechte als ongegrondverklaring daarvan aangemerkt en het beroep gegrond verklaard.
Omdat het Gerecht het inleidend verzoek van Curcon Holding N.V. terecht als invordering van zieken- en ongevallengeld, als bedoeld in artikel 11 van de Landsverordening Ziekteverzekering en de Landsverordening Ongevallenverzekering, noch als enig ander verzoek om het geven van een beschikking heeft beschouwd, kon appellante het door Curcon Holding N.V. gemaakte bezwaar niet anders dan niet-ontvankelijk verklaren. Het Gerecht heeft ten onrechte niet zelf in de zaak voorzien, door dat te doen.
2.2. Appellante betoogt voorts dat het Gerecht, door haar tot vergoeding van de kosten van de door Curcon Holding N.V. ingeschakelde gemachtigde te veroordelen, heeft miskend dat geen sprake was van door deze beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
2.2.1. Dit betoog slaagt evenzeer. Gebleken is dat voornoemde Luijten Curcon Holding N.V. soms van advies dient met betrekking tot belasting- en invorderingskwesties, niet juridisch geschoold is en voor de door hem verleende rechtsbijstand aan Curcon Holding N.V. geen salaris in rekening brengt. Onder die omstandigheden is geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van artikel 50, negende lid, van de Lar, gelezen in samenhang met artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van het Gerecht dient te worden vernietigd, doch slechts voor zover het door Curcon Holding N.V. gemaakte bezwaar daarbij niet niet-ontvankelijk is verklaard en appellante is veroordeeld tot vergoeding van de bij Curcon Holding N.V. opgekomen kosten van rechtsbijstand. De uitspraak van het Gerecht dient voor het overige te worden bevestigd.
Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaren.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 20 april 2006 in zaak no. Lar 2005/95, doch slechts voor zover het door Curcon Holding N.V. gemaakte bezwaar daarbij niet niet-ontvankelijk is verklaard en appellante is veroordeeld tot vergoeding van de bij deze vennootschap opgekomen kosten van rechtsbijstand en bevestigt die uitspraak voor het overige;
III. verklaart dat bezwaar niet-ontvankelijk;
IV. verstaat dat de griffier aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Naf. 300,00 (zegge: driehonderd gulden) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2006