ECLI:NL:OGHNAA:2006:BG2175

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
27 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
154 HLAR 28/06
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering wijziging ministerspensioen en toepassing anti-cumulatiebepaling

In deze zaak gaat het om de weigering van de Minister van Algemene Zaken om de berekening van het ministerspensioen van een gewezen minister te wijzigen. De zaak is ontstaan na een verzoek van de gewezen minister, hierna aangeduid als [belanghebbende], die in 2002 een foutieve berekening van zijn ministerspensioen aan de Minister van Financiën en Economische Zaken heeft gemeld. Na een reeks van beslissingen en uitspraken, waaronder een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 27 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep.

Het Hof bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerecht, waarin werd geoordeeld dat de Minister de anti-cumulatiebepaling uit de Landsverordening rechtspositionele bepalingen van ministers en gewezen ministers niet correct had toegepast. De bepaling stelt dat de duurtetoeslag van een gewezen minister die al een andere toeslag ontvangt, slechts verminderd mag worden tot het niveau van de duurtetoeslag van een gewezen minister zonder andere toeslag. Het betoog van de Minister dat het ambtenarenpensioen van [belanghebbende] ook in mindering moest worden gebracht, vond geen steun in de wet.

De uitspraak van het Hof bevestigde dat de Minister met inachtneming van de wet opnieuw op het bezwaar van [belanghebbende] moest beslissen. Het Hof oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling in deze administratieve rechtszaak. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de betrokken rechters de beslissing hebben vastgesteld.

Uitspraak

154 HLAR 28/06
Datum uitspraak: 27 november 2006
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Minister van Algemene Zaken,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 24 mei 2006 in het geding tussen:
[belanghebbende], wonend in [woonplaats],
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij brief van 18 november 2002 heeft [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende]) aan de Minister van Financiën en Economische Zaken meegedeeld dat zijn salarisstrook van oktober 2002 van een foutieve berekening van het ministerspensioen uitgaat en verzocht de fout recht te trekken. Bij brief van 23 januari 2003 heeft hij dat verzoek herhaald.
Bij beschikking van 31 juli 2003 heeft appellant (hierna: de Minister) het door [belanghebbende] tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 26 november 2003 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door [belanghebbende] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 november 2004 heeft het Hof het daartegen door [belanghebbende] ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerecht vernietigd, de beschikking van de Minister van 31 juli 2003 en het met een ongegrondverklaring gelijkgestelde uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift van 18 november 2002 vernietigd en de Minister opgedragen met inachtneming van deze uitspraak op het door [belanghebbende] gemaakte bezwaar te beslissen.
Bij beschikking van 17 augustus 2005 heeft de Minister het bezwaar gegrond verklaard en bij Landsbesluit van 21 november 2005, no. 27 is [belanghebbende] een ministerspensioen van Afl. 10.602,- en een duurtetoeslag van Afl. 9.696,- per jaar toegekend.
Bij uitspraak van 24 mei 2006 heeft het Gerecht het daartegen door [belanghebbende] ingestelde beroep gegrond verklaard, de beschikking en het landsbesluit vernietigd en bepaald dat de Minister met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen opnieuw op het door [belanghebbende] gemaakte bezwaar beslist.
Bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 5 juli 2006, heeft de Minister daartegen hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 14 augustus 2006 heeft [belanghebbende] van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 september 2006, waar de Minister, vertegenwoordigd door mr. A.J. Swaen, advocaat, en [belanghebbende] in persoon zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Minister klaagt dat het Gerecht ten onrechte heeft overwogen dat hij bij berekening van de duurtetoeslag de in de Landsverordening rechtspositionele bepalingen van ministers en gewezen ministers (hierna: de Landsverordening) vervatte anti-cumulatiebepaling niet juist heeft toegepast.
2.1.1. Ingevolge artikel 7, derde lid, van de Landsverordening wordt op het pensioen een duurtetoeslag toegekend volgens bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen bepalingen.
Ingevolge artikel 9, tweede lid, wordt deze duurtetoeslag zodanig verminderd, dat het overblijvende gedeelte daarvan en de duurtetoeslag over het krachtens andere voorschriften genoten pensioen of uitkering bij wijze van pensioen tezamen gelijk zullen zijn aan de duurtetoeslag die krachtens deze landsverordening over het totaal van de pensioenen is berekend.
2.1.2. Het Gerecht heeft terecht en op goede gronden overwogen dat ingevolge deze laatste bepaling de duurtetoeslag van een gewezen minister die krachtens andere voorschriften een duurtetoeslag geniet, slechts zodanig wordt verminderd, dat deze gelijk is aan de duurtetoeslag van een gewezen minister die geen duurtetoeslag krachtens andere voorschriften geniet. Het betoog van de Minister dat op deze duurtetoeslag tevens het ambtenarenpensioen van [belanghebbende] in mindering dient te worden gebracht, vindt in deze bepaling geen steun. De klacht faalt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep biedt de Landsverordening administratieve rechtspraak geen grond.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2006