ECLI:NL:OGHNAA:2007:BG3740
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- H.L. Wattel
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Bevel tot verwijdering en bezwaarprocedure in vreemdelingenzaken
In deze zaak gaat het om een verzoek tot opheffing van een bevel tot verwijdering van een vreemdeling, ingediend door de ingezetene. De brief van de ingezetene, gedateerd 27 april 2006, werd door het Gerecht niet als een bezwaarschrift tegen de beschikking tot verwijdering aangemerkt. De minister van Vreemdelingenzaken had op 20 april 2006 een verwijderingsbevel uitgevaardigd, waarna de vreemdeling op 21 april 2006 werd uitgezet. De ingezette procedure leidde tot een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba op 24 januari 2007, waarin het beroep van de ingezetene gegrond werd verklaard en de minister werd opgedragen binnen vier weken op het verzoek tot opheffing te beslissen. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, stellende dat het Gerecht de brief van 27 april 2006 ten onrechte als bezwaarschrift had aangemerkt en dat het beroep op 4 december 2006 niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba oordeelde dat de gestelde termijnen waren verstreken zonder dat een beslissing op het bezwaar was genomen. Hierdoor moest worden aangenomen dat het bezwaar op of omstreeks 20 juli 2006 ongegrond was verklaard. Het Hof oordeelde dat het Gerecht in eerste aanleg ten onrechte het beroep niet niet-ontvankelijk had verklaard. De uitspraak van het Gerecht werd vernietigd, en het Hof verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, waarbij het deed wat het Gerecht had behoren te doen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige beslissingen op bezwaarschriften in vreemdelingenzaken en de gevolgen van het uitblijven van een beslissing voor de ontvankelijkheid van beroep.