ECLI:NL:OGHNAA:2007:BG3817

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
29 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201 HLAR 29/07
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een ruling en de gevolgen voor belastingaanslagen

In deze zaak gaat het om de intrekking van een ruling door de Inspecteur der Belastingen, die betrekking heeft op de toepassing van de Garantieverordening Winstbelasting op offshore-activiteiten van de appellante, RBTT Bank Aruba N.V. De ruling werd per 1 januari 2006 ingetrokken, wat leidde tot een procedure bij het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. Dit Gerecht verklaarde het beroep van appellante niet-ontvankelijk. Appellante ging hiertegen in hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.

De appellante stelde dat de intrekking van de ruling onterecht was en dat zij hierdoor in haar rechten werd aangetast. Het Hof behandelde de zaak op 3 oktober 2007, waarbij de appellante werd vertegenwoordigd door haar belastingadviseur en advocaat. De Inspecteur was ook aanwezig, vertegenwoordigd door een medewerker van de Inspectie der Belastingen.

Het Hof oordeelde dat de intrekking van de ruling een handeling was ter voorbereiding van een mogelijke aanslag winstbelasting. Het Hof concludeerde dat de appellante door het doen van aangifte kon bewerkstelligen dat haar een aanslag werd opgelegd. Het Hof vernietigde de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg en verklaarde het Gerecht onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. De beslissing van het Hof werd op 29 november 2007 openbaar uitgesproken, waarbij het Hof in naam der Koningin recht deed.

Uitspraak

201 HLAR 29/07
Datum uitspraak: 29 november 2007
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap "RBTT Bank Aruba N.V.", gevestigd in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 7 mei 2007 in het geding tussen:
appellante
en
de Inspecteur der Belastingen.
1. Procesverloop
Bij brief van 29 december 2005 heeft de Inspecteur der Belastingen (hierna: de Inspecteur) aan appellante bekend gemaakt dat de zogenoemde ruling ter zake van de toepassing van artikel 1, gelezen in verbinding met artikel 3, van de Garantieverordening Winstbelasting, op de offshore-activiteiten van haar rechtsvoorgangster Aruba Bank N.V. per 1 januari 2006 is ingetrokken.
Bij beschikking van 12 december 2006 heeft de Inspecteur het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 7 mei 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door appellante ingestelde beroep
niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 18 juni 2007, bij het Hof ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. J.P. Ruiter, belastingadviseur, en mr. J.P. Sjiem Fat, advocaat, en de Inspecteur, vertegenwoordigd door mr. drs. J.J. Hoevenaars, werkzaam bij de Inspectie der Belastingen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ambtshalve overweegt het Hof als volgt.
2.2. Ingevolge artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, gelezen in verbinding met artikel 23, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar), zijn van beschikkingen, waartegen beroep bij het Gerecht kan worden ingesteld, uitgezonderd besluiten, waartegen bij een andere landsverordening beroep op de onafhankelijke rechter is opengesteld.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Algemene landsverordening belastingen (hierna: de ALB), voor zover thans van belang, kan degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingsaanslag of tegen een ingevolge deze landsverordening door de Inspecteur genomen voor bezwaar vatbare beschikking, een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Inspecteur.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, voor zover thans van belang, kan de belanghebbende die bezwaar heeft tegen een ingevolge deze landsverordening gedane uitspraak van de Inspecteur, in beroep komen bij de Raad van Beroep voor belastingzaken.
2.3. Het verzenden van de brief van 29 december 2005 is een handeling ter voorbereiding van een mogelijke aanslag winstbelasting. Door het doen van aangifte kan appellante bewerkstelligen dat haar zodanige aanslag wordt opgelegd. Tegen die aanslag kan zij ingevolge artikel 17, eerste lid, en artikel 19, eerste lid, van de ALB desgewenst een bezwaarschrift bij de Inspecteur indienen, onderscheidenlijk in beroep komen bij de Raad van Beroep voor belastingzaken.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, gelezen in verbinding met artikel 23, eerste lid, van de Lar staat tegen de beslissing van 29 december 2005 onder die omstandigheden geen beroep bij het Gerecht open.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, verklaart het Hof het Gerecht onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 7 mei 2007 in zaak no. Lar 166 van 2007;
III. verklaart het Gerecht onbevoegd om van het in die zaak ingestelde beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
Voorzitter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2007