ECLI:NL:OGHNAA:2007:BQ4462

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
9 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 293/2007
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot bewaring en voorlopige hechtenis in strafzaak

Op 9 november 2007 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba uitspraak gedaan in de zaak van een verdachte, geboren in Venezuela en thans gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao. De zaak betreft een beroep in raadkamer tegen een beschikking van de rechter-commissaris, die op 31 oktober 2007 het verzoek van de verdachte tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. De verdachte heeft op 2 november 2007 hoger beroep aangetekend tegen deze beslissing.

Tijdens de behandeling op 8 november 2007 zijn de procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, de verdachte en zijn raadsman, mr. M.H. Römer, verschenen. De verdachte stelde dat hij onrechtmatig in voorlopige hechtenis werd gehouden, omdat de termijn van de inverzekeringstelling al was geëindigd op het moment dat het bevel tot bewaring werd gegeven. Het Hof heeft echter geoordeeld dat tegen een bevel tot bewaring geen hogere voorziening is toegelaten en dat de rechtmatigheid van de bewaring niet ter discussie kan staan, zelfs niet bij een formeel gebrek aan de beschikking.

Het Hof heeft de bezwaren van de verdachte tegen de afwijzing van het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis beoordeeld aan de hand van de criteria in de artikelen 100 en 101 van het Wetboek van Strafvordering. Het Hof concludeert dat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds bestaan en wijst het beroep van de verdachte af. Deze beschikking is gegeven in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Strafzaken over 2007
Datum beschikking: 9 november 2007
Nummer HAR 293/2007
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
B E S C H I K K I N G
Deze beschikking is gegeven in de zaak van:
[verdachte],
geboren in Venezuela op [datum] 1960,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao.
1. Het onderzoek van de zaak
1.1. Deze beschikking is gegeven naar aanleiding van de behandeling van het beroep in raadkamer op 8 november 2007 op Curaçao. Verschenen zijn de (fgd) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, de verdachte en zijn raadsman, mr. M.H. Römer.
1.2. Het Hof heeft kennis genomen van hetgeen de verdachte, zijn raadsman en de procureur-generaal naar voren hebben gebracht.
2. De feiten
2.1. Bij beschikking van 31 oktober 2007 heeft de rechter-commissaris het verzoek van de verdachte strekkende tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen.
2.2. De verdachte is tijdig bij beroepschrift, op 2 november 2007 ter griffie ingekomen, van die beslissing in hoger beroep gekomen.
3. De beoordeling
3.1. De verdachte is in hoger beroep gekomen tegen onderhavige beschikking omdat hij zich niet kan verenigen met de beslissing van de rechter-commissaris. Hij heeft daarbij gesteld dat hij onrechtmatig in voorlopige hechtenis wordt gehouden aangezien op het moment dat het bevel bewaring werd gegeven de termijn van de inverzekeringstelling reeds was geëindigd.
3.2. Ten aanzien van de verdachte is door de rechter-commisaris een bevel tot bewaring (en inmiddels een bevel tot gevangenhouding) gegeven. Een rechterlijke beslissing kan in het algemeen alleen door vernietiging door een hogere rechter haar kracht verliezen. Tegen een bevel tot bewaring is door de wetgever geen hogere voorziening toegelaten. Zelfs indien aan deze beschikking een gebrek zou kleven, maakt dit de voorlopige hechtenis van de verdachte nog niet onrechtmatig. Ook bij de beslissing tot (verlenging van de) gevangenhouding kan de rechtmatigheid van bewaring niet ter discussie staan (HR 4 maart 1975, NJ 1975, 241). Een opheffing van de voorlopige hechtenis op grond dat aan het bevel bewaring een formeel gebrek zou kleven, zou in strijd komen met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.
3.3. Gelet op het voorgaande dient het beroep tegen de afwijzing van het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis beoordeeld te worden op grond van de in de artikelen 100 en 101 van het Wetboek van Strafvordering gegeven criteria. Uit de stukken en op grond van de in raadkamer verkregen inlichtingen is het Hof van oordeel dat de bezwaren en gronden die tot het bevel tot voorlopige hechtenis hebben geleid nog altijd bestaan.
4. De beslissing
Het Hof,
Wijst het beroep af.
Deze beschikking is gegeven op 9 november 2007 te Curaçao door mrs. H.A.C. Smid, L.J. de Kerpel-van de Poel en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.