HAR: 134/2007
Parketnummer: 900.608/02
Uitspraak: 20 november 2008
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
O N T N E M I N G S V O N N I S
in hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 22 juni 2007, op de vordering van de officier van justitie op Curaçao om aan de veroordeelde:
de naamloze vennootschap
TALISA N.V.
gevestigd op Curaçao,
de verplichting op te leggen tot betaling aan het Land de Nederlandse Antillen van een bedrag van ANG 2.250.000,- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel of uit de baten van de feiten waarvoor veroordeling heeft plaatsgehad, als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
1. Procesgang en onderzoek van de zaak
1. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal, en op dat in hoger beroep, na schriftelijke voorbereiding, op 8 april 2008. Vonnis is - na herhaald uitstel - nader bepaald op heden.
De Procureur-Generaal, mr. A.C. van der Schans, heeft gevorderd aan de veroordeelde, met vernietiging van het vonnis in eerste aanleg gewezen, de verplichting op te leggen tot betaling van ANG 2.250.000,- aan het Land ter ontneming van het voordeel dat de veroordeelde heeft verkregen door middel of uit de baten van de feiten waarvoor veroordeling heeft plaatsgehad.
De raadsman van de veroordeelde, mr. E.F. Sulvaran, heeft verweren gevoerd.
2. De uitspraak waarvan beroep
Het Gerecht in Eerste Aanleg te Curaçao heeft bij vonnis van 22 juni 2007 aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van ANG 2.250.000,- aan het Land de Nederlandse Antillen of de rechtsopvolger daarvan ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, in hoofdelijkheid met de [naam veroordeelde persoon] en de rechtspersonen Campo Alegre C.V., Wilshire Advisors Ltd., Curaned Vastgoed N.V. en Krisia N.V.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen het ontnemingsvonnis.
Het ontnemingsvonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
De raadsman heeft aangevoerd dat wat betreft de periode tot 1 augustus 2000 op grond van het oude artikel 38 e van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen (SrNA) het veroordelende strafvonnis een beslissing wat betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel had moeten worden gegeven en dat bij gebreke daarvan derhalve over die periode geen ontneming meer mogelijk is. Een en ander zou tot de conclusie moeten leiden dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Het Hof verwerpt dit verweer. De in het materiële recht opgenomen bepaling dat bij strafvonnis moest worden beslist op het punt van voordeelsontneming is de facto een regel van procesrecht. De wetgever heeft geen overgangsregels gegeven, maar heeft ook bepaaldelijk niet de bedoeling gehad om ontnemingen na 1 augustus 2000 wat betreft voor die datum begane feiten onmogelijk te maken. Er is geen reden om hier af te wijken van de standaardregel dat de wet moet worden toegepast, die geldt ten tijde van het strafvorderlijke handelen. Het Openbaar Ministerie is derhalve ontvankelijk in zijn vordering.
De raadsman heeft aangevoerd dat wat betreft de periode tot 1 augustus 2000 geen voordeel mag worden ontnomen op grond van het per die datum vernieuwde en uitgebreide artikel 38 e SrNA.
Wat er zij van de juistheid van dit betoog, het miskent dat de vordering slechts ziet op voordeel verkregen door of uit de baten van de feiten waarvoor veroordeling heeft plaatsgehad, welk criterium zowel onder de oude als de nieuwe wetgeving gold.
4. Beoordeling van de vordering
4.1. Van het vonnis van dit Hof d.d. 3 juli 2003, gewezen in de strafzaak tegen veroordeelde, welk vonnis onherroepelijk is geworden na verwerping van het cassatieberoep wat betreft de bewezenverklaring (met vernietiging van de strafoplegging) op 18 mei 2004, worden wat betreft de feiten waarvoor veroordeling heeft plaatsgehad de telastlegging en de bewezenverklaring met bewijsmiddelen als hier ingelast beschouwd.
4.2. Het Hof oordeelt het niet aannemelijk dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de bewezen verklaarde deelneming aan een vereniging, die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, gepleegd door een rechtspersoon.
De veroordeelde is beherend vennoot van Campo Alegre C.V., exploitant van Campo Alegre. De veroordeelde en Krisia N.V., net als Campo Alegre C.V. en de veroordeelde deelnemer in voornoemde criminele vereniging, waren de beherende vennoten van de commanditaire vennootschap. De eigenaar van de naamloze vennootschappen was een ander lid van die vereniging genaamd Curaned N.V., welke naamloze vennootschap op haar beurt weer eigendom van een weer een ander lid van die vereniging, Wilshire Advisors Ltd. Deze laatste rechtspersoon was eigenaar van het registergoed met het bedrijfscomplex Campo Alegre. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat via de keten van rechtspersonen de opbrengsten van drugsuitvoer naar Europa witgewassen werden. In feite was de veroordeelde niet meer dan een afscherming van het witwasvehikel Wilshire Advisors Ltd., waarbij voor de veroordeelde niets van de criminele winsten aan de strijkstok bleef hangen. De waardevermeerdering als gevolg van de gedane investeringen in Campo Alegre kwam geheel ten goede aan de eigenaar van het registergoed Wilshire Advisors Ltd. Niet gebleken is dat, los van de aansprakelijkheid als beherende vennoot van Campo Alegre C.V., de veroordeelde zelf voordeel heeft genoten.
4.3. Ingevolge het vorenstaande dient de vordering te worden afgewezen.
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP
Vernietigt het ontnemingsvonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg te Curaçao van 22 juni 2007;
Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op NIHIL;
Dit vonnis is gewezen door mrs. Smid, Mezas en Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 20 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
Mr. Mezas is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.