ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG5167

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 136/2007
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Smid
  • A. Mezas
  • R. Lock
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvonnis in hoger beroep met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 20 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een ontnemingsvonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg te Curaçao, gedateerd 22 juni 2007. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de commanditaire vennootschap Campo Alegre C.V., gevestigd op Curaçao. Het Hof oordeelt dat de vordering van het Openbaar Ministerie ontvankelijk is, ondanks het verweer van de raadsman dat de ontneming voor de periode tot 1 augustus 2000 niet mogelijk zou zijn. Het Hof stelt vast dat de wetgever geen overgangsregels heeft gegeven en dat de bepalingen van het materiële recht ook van toepassing zijn op feiten die voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet zijn gepleegd.

Het Hof oordeelt dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit criminele activiteiten, waaronder deelname aan een vereniging met het oogmerk misdrijven te plegen en valsheid in geschrifte. De raadsman heeft betoogd dat de ontneming van voordeel voor de periode tot 1 augustus 2000 niet kan plaatsvinden, maar het Hof verwerpt dit argument. De vordering van het Openbaar Ministerie, die betrekking heeft op een bedrag van ANG 11.040.806, wordt toegewezen. Het Hof bevestigt dat dit bedrag is verkregen uit de baten van de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.

De uitspraak van het Hof vernietigt het eerdere vonnis en legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van het vastgestelde bedrag aan het Land de Nederlandse Antillen. Het Hof concludeert dat de veroordeelde voldoende is gecompenseerd door de strafkorting in de strafzaak en dat er geen reden is om een korting op de ontneming toe te passen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters.

Uitspraak

HAR: 136/2007
Parketnummer: 900.611/02
Uitspraak: 20 november 2008
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
O N T N E M I N G S V O N N I S
in hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 22 juni 2007, op de vordering van de officier van justitie op Curaçao om aan de veroordeelde:
de commanditaire vennootschap
CAMPO ALEGRE C.V.
gevestigd op Curaçao,
de verplichting op te leggen tot betaling aan het Land de Nederlandse Antillen van een bedrag van ANG 11.040.806 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel of uit de baten van de feiten waarvoor veroordeling heeft plaatsgehad, als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
1. Procesgang en onderzoek van de zaak
1. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal, en op dat in hoger beroep, na schriftelijke voorbereiding, op 8 april 2008. Vonnis is - na herhaald uitstel - nader bepaald op heden.
De Procureur-Generaal, mr. A.C. van der Schans, heeft gevorderd aan de veroordeelde, met vernietiging van het vonnis in eerste aanleg gewezen, de verplichting op te leggen tot betaling van ANG 11.040.806 aan het Land ter ontneming van het voordeel dat de veroordeelde heeft verkregen door middel of uit de baten van de feiten waarvoor veroordeling heeft plaatsgehad.
De raadsman van de veroordeelde, mr. E.F. Sulvaran, heeft verweren gevoerd.
2. De uitspraak waarvan beroep
Het Gerecht in Eerste Aanleg te Curaçao heeft bij vonnis van 22 juni 2007 aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van ANG 11.040.806 aan het Land de Nederlandse Antillen of de rechtsopvolger daarvan ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, in hoofdelijkheid met de [naam veroordeelde] en de rechtspersonen Wilshire Advisors Ltd., Curaned Vastgoed N.V., Talisa N.V. en Krisia N.V.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen het ontnemingsvonnis.
Het ontnemingsvonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
3. Ontvankelijkheid
De raadsman heeft aangevoerd dat wat betreft de periode tot 1 augustus 2000 op grond van het oude artikel 38 e van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen (SrNA) het veroordelende strafvonnis een beslissing wat betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel had moeten worden gegeven en dat bij gebreke daarvan derhalve over die periode geen ontneming meer mogelijk is. Een en ander zou tot de conclusie moeten leiden dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Het Hof verwerpt dit verweer. De in het materiële recht opgenomen bepaling dat bij strafvonnis moest worden beslist op het punt van voordeelsontneming is de facto een regel van procesrecht. De wetgever heeft geen overgangsregels gegeven, maar heeft ook bepaaldelijk niet de bedoeling gehad om ontnemingen na 1 augustus 2000 wat betreft voor die datum begane feiten onmogelijk te maken. Er is geen reden om hier af te wijken van de standaardregel dat de wet moet worden toegepast, die geldt ten tijde van het strafvorderlijke handelen. Het Openbaar Ministerie is derhalve ontvankelijk in zijn vordering.
De raadsman heeft aangevoerd dat wat betreft de periode tot 1 augustus 2000 geen voordeel mag worden ontnomen op grond van het per die datum vernieuwde en uitgebreide artikel 38 e SrNA.
Wat er zij van de juistheid van dit betoog, het miskent dat de vordering slechts ziet op voordeel verkregen door of uit de baten van de feiten waarvoor veroordeling heeft plaatsgehad, welk criterium zowel onder de oude als de nieuwe wetgeving gold.
4. Beoordeling van de vordering
4.1. Van het vonnis van dit Hof d.d. 3 juli 2003, gewezen in de strafzaak tegen veroordeelde, welk vonnis onherroepelijk is geworden na verwerping van het cassatieberoep wat betreft de bewezenverklaring (met vernietiging van de strafoplegging) op 18 mei 2004, worden wat betreft de feiten waarvoor veroordeling heeft plaatsgehad de telastlegging en de bewezenverklaring met bewijsmiddelen als hier ingelast beschouwd.
4.2. Het Hof oordeelt het aannemelijk dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de bewezen verklaarde I. deelneming aan een vereniging, die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, gepleegd door een rechtspersoon en III. valsheid in geschrifte, gepleegd door een rechtspersoon.
Geld van criminele herkomst is aangewend voor de verbouwing en verfraaiing van het bedrijfscomplex van de veroordeelde. In het deskundigenrapport van de accountant drs. [naam accountant] RA, opgenomen in het ontnemingsdossier (pagina’s 40 t/m 211), blijkt dat deze investeringen tenminste ANG 11.040.806 hebben bedragen: ANG 10.248.056, volgens de computerboekhouding en ANG 792.750 aan niet-verantwoorde uitgaven. Het Hof neemt de conclusies van de deskundige over en maakt ze tot de zijne en schat, op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel op het genoemde investeringsbedrag, dat - gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen - niet anders dan afkomstig zijn uit met name de drugsactiviteiten van de criminele vereniging waaraan veroordeelde deelnam. De opbrengsten daarvan kwamen immers middellijk en onmiddellijk terecht bij een of meer mededeelnemers aan de vereniging, die de veroordeelde voorzagen van deze gelden ten einde de investeringen te kunnen plegen. De inkomende geldstroom werd door de veroordeelde valselijk verwerkt in haar computerboekhouding en daarmee witgewassen, terwijl ook de uitgaande kant niet steeds conform de werkelijkheid werd geboekt.
4.3. Ingevolge het vorenstaande zal de vordering worden toegewezen als in het dictum te melden.
5. Korting
De raadsman heeft aangevoerd dat, nu in de strafzaak een korting op de overwogen straf is gegeven van 25% wegens normschending, deze ook verleend moet worden op de ontneming, omdat deze strafrechtelijke maatregel immers een punitief karakter heeft.
Het Hof is van oordeel dat de veroordeelde met de verleende strafkorting in de strafzaak voldoende gecompenseerd is en verwerpt het beroep.
6. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP
Het Hof:
Vernietigt het ontnemingsvonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg te Curaçao van 22 juni 2007;
Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op ANG 11.040.806 (elf miljoen veertigduizend achthonderd zes gulden);
Legt veroordeelde de verplichting op tot betaling van ANG 11.040.806 (elf miljoen veertigduizend achthonderdzes gulden)aan het Land de Nederlandse Antillen of de rechtsopvolger daarvan ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Smid, Mezas en Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 20 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
Mr. Mezas is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.