ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG5188

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H 166/2008
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring en strafoplegging voor drugshandel met voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 18 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die schuldig werd bevonden aan de handel in harddrugs, specifiek het vervoeren van ongeveer 9 kilogram cocaïne van Curaçao naar Sint Maarten. De verdachte, geboren in 1981 op Curaçao en thans gedetineerd, had eerder verklaard open kaart te zullen spelen, maar ontkende op weinig geloofwaardige wijze zijn betrokkenheid bij de drugstransactie. Het Hof was onaangenaam getroffen door de processuele houding van de verdachte en oordeelde dat hij kennelijk geen spijt had van zijn daden.

De rechtbank bevestigde het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg, maar paste de opgelegde straf aan. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 56 maanden opgelegd, waarvan 20 maanden voorwaardelijk, rekening houdend met zijn jonge leeftijd en het feit dat hij een first offender was. Het Hof hield ook rekening met de omstandigheden waaronder de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de drugshandel en de ernst van het feit. De handel in harddrugs werd als verwerpelijk beschouwd, met een grote impact op de samenleving, en de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf die ook rekening hield met de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Het Hof legde een proeftijd van 3 jaar op aan het voorwaardelijke strafdeel, met als doel de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, en mr. De Boer was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Uitspraak: 18 november 2008
Nummer: H 166/2008
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
S T R A F V O N N I S
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten van 15 juli 2008
in de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [datum] 1981 op Curaçao,
wonende op Curaçao,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring op Sint Maarten.
Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 24 juni 2008, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van dat in hoger beroep van 29 oktober 2008 op Sint Maarten.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. A.W.P. Eustatius naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd, en dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 56 maanden, met aftrek van voorarrest.
In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 56 maanden.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de dagvaarding. Van voormelde dagvaarding is een kopie aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het Hof bevestigt het vonnis waarvan beroep en de gronden waarop het berust, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en de motivering daarvan, en voorts met dien verstande dat het Hof kiest voor een andere bewijsconstructie.
De bewijsmiddelen zullen in geval van beroep in cassatie in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
De op te leggen straf
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan het vervoeren van ongeveer 9 kilogram cocaïne van Curaçao naar Sint Maarten. Verdachte was één van de schakels in de transportlijn. De cocaïne is van Curaçao naar Sint Maarten vervoerd met het kennelijk doel deze verder te distribueren.
De handel in harddrugs is een verwerpelijke handel die een bron is voor veel vermogens- en geweldscriminaliteit. Verdachte heeft zich daaraan niets gelegen laten liggen en was kennelijk uitsluitend uit op zijn eigen financieel gewin.
Het Hof is voorts onaangenaam getroffen door de processuele houding van verdachte. Nadat verdachte ter terechtzitting had verklaard open kaart zullen spelen heeft verdachte op weinig geloofwaardige wijze weer elke bekendheid met deze drugstransactie ontkend. Verdachte heeft kennelijk ook geen spijt van hetgeen hij heeft gedaan.
In het voordeel van de verdachte zal het Hof rekening houden met zijn relatief jonge leeftijd en het feit dat verdachte nooit eerder voor misdrijf is veroordeeld.
Op grond van het vorenoverwogene is het Hof van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een gevangenisstraf van 60 maanden geboden is.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het Hof tevens rekening gehouden met het feit dat verdachte bijna 4 weken te lang in de politiecellen heeft doorgebracht tijdens zijn detentie en daarvoor een strafkorting van 4 maanden op de op te leggen gevangenisstraf gegeven.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals hiervoor overwogen, ziet het Hof aanleiding een gedeelte van de gevangenisstraf groot 20 maanden voorwaardelijk op te leggen.
Aan het voorwaardelijke strafdeel wordt een proeftijd van 3 jaar gekoppeld. Deze dient er mede toe de verdachte in de toekomst van het plegen van strafbare feiten te weerhouden.
RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN IN HOGER BEROEP
Het Hof:
Bevestigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten van 15 juli 2008, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf, de motivering daarvan en de bewijsconstructie.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 56 (ZESENVIJFTIG) maanden.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot 20 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 3 (DRIE) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak, in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel, voorzitter en mrs. J. de Boer en H.L. Wattel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 18 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
mr. De Boer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.