ECLI:NL:OGHNAA:2008:BH1215

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
262 HLAR 34/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vergunning tot tijdelijk verblijf voor vreemdeling

In deze zaak heeft de werkgever een aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf voor een vreemdeling ingediend, welke aanvraag door de minister van Justitie op 30 juni 2006 is afgewezen. De werkgever heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar niet namens de vreemdeling, waardoor hij niet als belanghebbende kon worden aangemerkt volgens artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba heeft het bezwaar van de werkgever ongegrond verklaard in zijn uitspraak van 16 april 2008. De werkgever heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, dat op 24 september 2008 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba is behandeld. Het Hof heeft geoordeeld dat de werkgever ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard in zijn bezwaar, omdat hij niet als belanghebbende kon worden aangemerkt. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerecht vernietigd en de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 14 augustus 2007 vernietigd. Tevens heeft het Hof de minister van Vreemdelingenzaken veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de werkgever en gelast dat het land Aruba het griffierecht terugbetaalt aan de werkgever. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 20 november 2008.

Uitspraak

262 HLAR 34/08
Datum uitspraak: 20 november 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de werkgever], wonend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 16 april 2008 in zaak nr. 2905 van 2007 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Vreemdelingenzaken.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 30 juni 2006 heeft de minister van Justitie een aanvraag van [de werkgever] (hierna: de werkgever) om [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 14 augustus 2007 heeft de minister van vreemdelingenzaken (hierna: de minister) kennelijk beoogd het daartegen door de werkgever gemaakte bezwaar ongegrond te verklaren.
Bij uitspraak van 16 april 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door de werkgever ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de werkgever bij brief, bij het Hof ingekomen op 28 mei 2008, hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2008, waar de werkgeefster, vertegenwoordigd door mr. E.R. Zeppenfeldt, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. J.J. Coutinho, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het Hof overweegt ambtshalve als volgt.
2.1.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
2.1.2. Zoals het Hof eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 oktober 2008 in zaak nr. 269 HLAR 41/08), is bij de beschikking om een vergunning tot (tijdelijk) verblijf te verlenen of te weigeren slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken.
In dit geval heeft de werkgever niet namens de vreemdeling, doch uit eigen hoofde bezwaar tegen de beschikking van 30 juni 2006 gemaakt. Hij was echter geen belanghebbende, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Lar, bij die beschikking en de minister heeft het door hem daartegen gemaakte bezwaar dan ook ten onrechte niet deswege niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht heeft dat miskend.
2.2. Het hoger beroep is reeds hierom gegrond. Hetgeen in het hoger beroepschrift is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het door de werkgever ingestelde beroep gegrond verklaren en de beschikking van 14 augustus 2007 vernietigen. Nu de minister het bij hem door de werkgever gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk had dienen te verklaren, ziet het Hof aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien.
2.3. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. Het Hof ziet aanleiding om daarbij een wegingsfactor van 0,25 toe te passen.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 16 april 2008 in zaak nr. 2905 van 2007;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak ingestelde beroep tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 14 augustus 2007, kenmerk 5001064614, gegrond;
IV. vernietigt die beschikking;
V. verklaart het door de werkgever tegen de beschikking van de minister van Justitie van 30 juni 2006 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
VII. veroordeelt de minister van Vreemdelingenzaken tot vergoeding van de bij [de werkgever] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 350,00 (zegge: driehonderd vijftig gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de minister van Vreemdelingenzaken aan [de werkgever] te worden betaald;
VIII. gelast dat het land Aruba aan de werkgever het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,00 (zegge: honderd gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,