Zaaknummer: H-231/06
Parketnummer: 900.395/06
Uitspraak: 26 februari 2009
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 18 oktober 2006
[verdachte],
geboren op Curaçao op [datum]1959,
wonende op Curaçao,
thans alhier gedetineerd.
<u>Het onderzoek ter terechtzitting</u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 4 oktober 2006 en van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 20 februari 2007, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 5 februari 2009, welke terechtzittingen hebben plaatsgevonden op Curaçao.
In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn onttrokken aan het verkeer de onder 7A van het vonnis waarvan beroep genoemde voorwerpen en zijn verbeurd verklaard de overige inbeslaggenomen voorwerpen, zoals terug te vinden in het aangehechte proces-verbaal van aanhouding.
Bij vonnis van 6 maart 2007 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep bevestigd, onder verbetering van de kwalificatie van het onder 3 bewezen geachte feit.
Bij arrest van 2 december 2008 heeft de Hoge Raad der Nederlanden het vonnis van 6 maart 2007 vernietigd maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 en 5 tenlastegelegde en de strafoplegging, en de zaak naar dit Hof verwezen opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Het Hof heeft kennis genomen van hetgeen de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, ter terechtzitting van 5 februari 2009 heeft gevorderd en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw, mr. M.C. Vaders, bij die terechtzitting naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren zal worden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de procureur-generaal verbeurdverklaring/onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen gevorderd.
<u>De omvang van het onderzoek </u>
Voor zover het cassatieberoep tegen het vonnis van het Hof van 6 maart 2007 is verworpen, staan de bij dat vonnis gegeven beslissingen thans niet meer ter beoordeling van het Hof. De omvang van het onderzoek is derhalve beperkt tot de beslissingen ter zake van het onder 4 en 5 tenlastegelegde, voor zover in cassatie met succes bestreden, en de strafoplegging.
<u>Het vonnis waarvan beroep</u>
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep ter zake van het onder 4 en 5 tenlastegelegde en de strafoplegging vernietigen nu het tot andere beslissingen komt.
<u>De bewezenverklaring</u>
Wettig en overtuigend wordt bewezen geacht hetgeen onder 4 en 5 aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande:
<small><b>feit 4</b>
dat hij op 17 februari 2006 op het eiland Curaçao met het oogmerk van wederrechtelijke <i>toe-eigening</i> op een bij een woning behorend erf, gelegen te [adres], alwaar verdachte zich tegen de wil van de rechthebbende, te weten [rechthebbende], bevond, heeft weggenomen:
• een kapmes en een Bonsai plant en twee zagen en een gereedschapskist en twee zwaarden, toebehorende aan [rechthebbende],
waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
<b>feit 5</b>
dat hij op 10 mei 2006 op het eiland Curaçao voorhanden heeft gehad:
• een luchtdrukgeweer, zijnde een zodanig op een vuurwapen gelijkend voorwerp dat dit daarvan op het eerste gezicht niet viel te onderscheiden en mitsdien voor bedreiging geschikt was,
zijnde een vuurwapen ingevolge artikel 1 van het Vuurwapenbesluit 1930, en
• twee buizen c.q. lopen voor een vuurwapen <i>en</i>
• acht kogels c.q. scherpe patronen (van het kaliber .22) en
• drie kogels c.q. scherpe patronen (van het kaliber .22 en het merk Super X) en
• elf kogels c.q. scherpe patronen (van het kaliber 9 mm en het merk Win Luger) en
• twee kogels c.q. scherpe jachtpatronen (van het merk Winchester Western),
<i>zijnde</i> munitie in de zin van de Vuurwapenverordening <i>1930</i>.</small>
Het Hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd (<i>cursief</i>). Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het Hof grond zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring:
<i>met betrekking tot feit 4:</i>
<small>1. een proces-verbaal (no. 22/06), in wettelijke vorm opgemaakt en op 18 februari 2006 gesloten en getekend door S.M.A. Hoyer, agent bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, standplaats Curaçao, voor zover inhoudende als [rechthebbende], -zakelijk weergegeven-:
Op 18 februari 2006 heb ik gemerkt dat ik een Bonsai miniatuur plant mis. Uit mijn berghok mis ik een nieuwe rode cirkelzaag in zijn verpakking en een kleine zwarte elektrische kettingzaag. Het kan zijn dat ik meer goederen mis. Aan niemand heb ik toestemming gegeven om mijn erf te betreden en mijn goederen weg te nemen. Het recht daartoe had niemand.
2. de <b>verklaring van de verdachte</b>, op 5 februari 2009 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Ik ben op 17 februari 2006 in de tuin bij de woning van [adres] gekomen door over de omheining van cactussen te springen. Op het erf zag ik een plant staan en die heb ik meegenomen. Uit het schuurtje heb ik een kapmes, twee zagen, een gereedschapskist en twee zwaarden meegenomen. Ik was me ervan bewust dat ik deze goederen tegen de wil van [rechthebbende], die ik ken, wegnam.
3. de <b>eigen waarneming van het Hof</b> ter terechtzitting van 5 februari 2009 dat de verdachte met zijn handen aanduidt dat de hoogte van de omheining van cactussen ongeveer 1 meter en 25 centimeter is.</small>
<i>met betrekking tot feit 5:</i>
<small>1. een geschrift, te weten een ongetekend proces-verbaal van aanhouding buiten heterdaad (no. 46/06) van 11 mei 2006 van de arrestatieteamleden nummer 7777 en nummer 1007, werkzaam bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, standplaats Curaçao, voor zover inhoudende als <b>relaas van verbalisanten</b>, -zakelijk weergegeven-:
Bij zijn aanhouding op 10 mei 2006 had [verdachte] in zijn bezit 8 scherpe patronen kaliber 22 met de letter “C” op de slaghoed ingedrukt, 11 scherpe patronen 9mm van het merk WIN Luger, 2 scherpe jachtgeweer patronen 20 van het merk Winchester Western, 3 scherpe patronen kaliber 22 van het merk Super X, 1 ijzeren buis omgebouwd met de bedoeling jachtgeweer patronen af te schieten, 1 koperen buis omgebouwd met de bedoeling 9mm patronen af te schieten en 1 luchtdrukgeweer met de serienummer 599705386.
2. een proces-verbaal (no. 18/06), in wettelijke vorm opgemaakt en op 20 april 2006 gesloten en getekend door G.S. Pisas, brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als [getuige], -zakelijk weergegeven-:
Ik ben werkzaam bij het bedrijf Autobus Bedrijf Curaçao als chauffeur. Op 20 april 2006 arriveerde ik bij Playa Kalki. [verdachte] zei tegen mij: ‘Wak bo no ta bai bisa niun konjo sino mi ta dalbu dos bala for di e rifel aki’ (Zorg dat jij geen moer zegt, doe je dat toch dan zal ik je met twee kogels uit mijn geweer schieten). Toen hij deze woorden zei, haalde hij het geweer van de grond en richtte dat op mij. Ik schrok hevig.
3. de <b>verklaring van de verdachte</b>, op 5 februari 2009 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
De windbuks die ik bij mijn aanhouding bij me had, is dezelfde als de windbuks die ik heb gebruikt tegen de buschauffeur bij Playa Kalki. Ik deed net alsof het een vuurwapen was. De chauffeur schrok daarvan.</small>
<u>Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten</u>
<b>feit 4</b>
diefstal op een bij een woning behorend erf, door iemand die zich aldaar tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming,
strafbaar gesteld bij artikel 324a lid 1 jo. 324 lid 1 sub 5 jo. 323 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen;
<b>feit 5</b>
overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening.
De feiten zijn strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die deze strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>De op te leggen straf</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Verdachte is reeds vele malen eerder veroordeeld, waarbij het meestal ging om diefstal. Naast het feit dat verdachte blijkbaar uit eerdere detentie geen lering heeft getrokken, is deze keer gebleken dat verdachte er niet voor terugdeinst geweld te gebruiken wanneer hij betrapt wordt, zoals blijkt uit het eerste bewezenverklaarde feit. Tot het plegen van de thans bewezen feiten was verdachte vooral een plaag voor zijn omgeving. Daaraan is nu een feit met een gewelddadig karakter toegevoegd, zodat verdachte in dat opzicht een gevaar is voor zijn omgeving.
In dit geval wordt daarom een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk geacht, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten voeren, worden niet aanwezig geacht.
Ter terechtzitting van 5 februari 2009 heeft verdachte naar voren gebracht dat hij zich in de gevangenis verdienstelijk maakt door muziekles te geven. Hij heeft echter tevens blijk ervan gegeven onvoldoende inzicht te hebben in de ernst van de door hem gepleegde feiten. Die bagatelliseert hij, bijvoorbeeld door de messteken die onder 1 bewezen zijn geacht ‘prikjes’ te noemen. Voorts is niet aannemelijk geworden dat de verwondingen die verdachte had na zijn aanhouding het gevolg zijn van mishandeling door het arrestatieteam. Van door hem ondervonden nadeel dat moet worden gecompenseerd door middel van een strafvermindering is derhalve geen sprake.
Alles afwegende is het Hof van oordeel dat na te melden straf passend en geboden is.
<u>Inbeslaggenomen voorwerpen</u>
Het inbeslaggenomen luchtdrukgeweer en de inbeslaggenomen buizen en kogels c.q. patronen zullen worden onttrokken aan het verkeer, omdat feit 5 met behulp van deze voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 5 februari 2009 meegedeeld dat de overige inbeslaggenomen voorwerpen reeds aan hem zijn teruggegeven met uitzondering van de rugtas. Deze rugtas dient te worden teruggegeven aan de verdachte, nu die niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
<u>De toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 38b, 38c, 38d en 59 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 27 juni 2008 voor zover na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden aan hoger beroep onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 4 en 5 tenlastegelegde, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als vorenomschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) JAREN en 6 (zes) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen luchtdrukgeweer en de inbeslaggenomen buizen en kogels c.q. patronen;
gelast de teruggave van de rugtas aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Lock, Sijmonsma en De Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 26 februari 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.