ECLI:NL:OGHNAA:2009:BH9804

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 714/99, H-121/2002
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Unen
  • W. Wattel
  • J. Lock
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadeberekening na letselschade met betrekking tot Ergonomics-rapport

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een letselschadezaak. De zaak is ontstaan na een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, die het Hof had terugverwezen voor verdere behandeling. De appellant, die schadevergoeding eist, heeft in eerdere procedures een bedrag van Afl. 205.000,- gevorderd, verminderd met een eerder betaald bedrag van Afl. 130.000,-. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het Hof bij de schadebegroting rekening moet houden met het Ergonomics-rapport, dat tijdens een comparitie is overgelegd. Dit rapport is cruciaal voor de beoordeling van de schadevergoeding, omdat het nieuwe inzichten biedt in de geleden schade en de inkomensderving van de appellant.

Tijdens de procedure heeft de geïntimeerde partij, Thiel Corporation N.V., zich onvoldoende bewust getoond van de implicaties van het Ergonomics-rapport. Het Hof heeft vastgesteld dat Thiel niet adequaat heeft gereageerd op de vragen rondom de inkomensderving en de verrekening van immateriële schade. Thiel heeft in haar memorie na cassatie enkel een aanbod gedaan om een bedrag van Afl. 80.000,- te voldoen, zonder in te gaan op de vraag of dit bedrag als voordeel op de schadevergoeding in mindering kan worden gebracht. Het Hof heeft Thiel de gelegenheid gegeven om haar standpunt verder toe te lichten en om duidelijkheid te verschaffen over de berekeningen die aan haar aanbod ten grondslag liggen.

De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij Thiel in de gelegenheid wordt gesteld om akten in te dienen over de relevante financiële gegevens en de voortgang van de arbeidsreïntegratie van de appellant. Het Hof heeft de beslissing aangehouden en de zaak naar de rol van 21 april 2009 verwezen voor verdere akten.

Uitspraak

UITSPRAAK: 24 maart 2009
ZAAKNR.: AR 714/99; H-121/2002
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
[appellant],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk eiser, thans appellant,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
- tegen -
de naamloze vennootschap
THIEL CORPORATION N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. F.A. Gibbs.
Partijen worden hierna aangeduid als [appellant] en Thiel.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst het Hof naar zijn vonnis van 19 september 2006. Bij dat vonnis heeft het Hof het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 31 oktober 2001 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, Thiel veroordeeld aan [appellant] te betalen een bedrag van Afl. 205.000,-, te verminderen met een bedrag van Afl. 130.000,-, voor zover dit bedrag door Thiel aan [appellant] is betaald en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 1999 tot aan de dag van voldoening, met veroordeling van Thiel in de proceskosten. Bij arrest van 11 juli 2008 heeft de Hoge Raad het vonnis van het Hof vernietigd en het geding naar het Hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing.
1.2 Beide partijen hebben een memorie na cassatie ingediend. Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1 Ten aanzien van de door het Hof bij vonnis van 19 september 2006 begrote schade, is [appellant] in cassatie met succes opgekomen tegen het oordeel van het Hof dat bij die begroting geen rekening behoefde te worden gehouden met het rapport van Ergonomics N.V. zoals overgelegd ter comparitie op 16 november 2004 (hierna: het Ergonomics-rapport). Het Hof zal bij de beoordeling van de door [appellant] gevorderde schadevergoeding alsnog het Ergonomics-rapport betrekken.
2.2 Ter comparitie van 20 januari 2004 heeft [appellant] zijn bij memorie van grieven gedane eis, die was gebaseerd op het daarbij overgelegde rapport van Caribbean Accounting & Tax Consultants N.V., verminderd op basis van een schadebegroting van Ergonomics N.V. d.d. 13 januari 2004. Uit het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 16 november 2004 volgt dat [appellant] het Ergonomics-rapport in het geding heeft gebracht ter onderbouwing van de tot dan toe berekende schade. In het rapport zelf wordt gerefereerd aan het vonnis van 19 oktober 2004 waarin is overwogen dat ter comparitie de door [appellant] gepresenteerde schadeposten aan de orde zullen komen. Het Hof gaat er daarmee vanuit dat voor zover in het Ergonomics-rapport andere schadeposten of bedragen worden genoemd (of bepaalde schadeposten juist niet langer worden opgevoerd) dan in het rapport van Caribbean Accounting & Tax Consultants N.V. of in de schadebegroting van Ergonomics N.V. d.d. 13 januari 2004, [appellant] in zoverre niet langer wilde vasthouden aan de in deze eerdere rapporten/schadebegrotingen gemaakte berekening van de schade maar het Ergonomics-rapport als de onderbouwing van de door hem tot op dat moment geleden schade aan het Hof wilde presenteren.
2.3 Thiel heeft zich bij memorie na cassatie uitsluitend uitgelaten over de kwesties van de inkomensderving en de verrekening van een bedrag van Afl. 80.000,- met de aan [appellant] toekomende vergoeding voor door hem geleden immateriële schade. Daarmee lijkt Thiel zich onvoldoende ervan bewust te zijn geweest dat het Hof gelet op de uitspraak van de Hoge Raad het gehele Ergonomics-rapport met de daarin genoemde schadeposten en bedragen in de beoordeling zal betrekken. Thiel had voorafgaande aan de cassatieprocedure nog niet de gelegenheid gehad zich daarover uit te laten. Zij zal daarom daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van Thiel.
2.4 Bij memorie na cassatie heeft Thiel gesteld de ongevallenuitkering van [appellant] van de SVB aan te vullen tot 100% van het door hem laatstelijk genoten inkomen bij Thiel. Met deze stelling is nog altijd niet duidelijk welk inkomen dit betreft en of daarbij ook rekening is gehouden met een vergoeding voor overwerk (vgl. blz. 8 van het Ergonomics-rapport en conclusie A-G onder 2.5.2). Nu dit voor de beoordeling van de door [appellant] gevorderde schadevergoeding als gevolg van inkomensderving wel relevant is, wordt Thiel verzocht om in de te nemen akte, concreet en specifiek, duidelijk te maken welke berekening aan de aanvulling op de uitkering ten grondslag ligt. Uit deze berekening zal moeten blijken welk inkomen tot uitgangspunt is genomen en of (en zo ja, in welke mate) rekening is gehouden met een vergoeding voor overwerk. Bij de te nemen akte zal Thiel tevens kunnen meedelen of [appellant] inmiddels in de (opnieuw) door Thiel aangeboden portiersfunctie werkzaam is en zo ja, hoe het arbeidsreïntegratietraject verloopt.
2.5 Ten aanzien van de kwestie in hoeverre op de voor de immateriële schade toe te kennen vergoeding een bedrag van Afl. 80.000,- in mindering mag worden gebracht, heeft Thiel bij memorie na cassatie volstaan met een aanbod om tegen finale kwijting dit bedrag van Afl. 80.000,- te voldoen (onverminderd het aanbod om inkomensderving voor [appellant] in de toekomst te voorkomen). Daarmee heeft Thiel zich niet erover uitgelaten in hoeverre dit bedrag, in het licht van de omstandigheden van het geval, als een door [appellant] genoten voordeel op de aan hem toe te kennen schadevergoeding in mindering kan worden gebracht (zie ook conclusie A-G onder 2.11-2.13). Desgewenst zal Thiel zich ook daarover bij de te nemen akte nog (nader) kunnen uitlaten.
2.6 Tenslotte zal Thiel zich bij de te nemen akte kunnen uitlaten over de vraag welke betalingen zij reeds aan [appellant] heeft gedaan en in hoeverre die betalingen van belang zijn voor de door Thiel nog verschuldigde wettelijke rente (zie Hoge Raad onder 3.9).
2.7 [appellant] zal op de door Thiel te nemen akte kunnen reageren.
2.8 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
BESLISSING
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van 21 april 2009 voor akte aan de zijde van Thiel zoals bedoeld in r.o. 2.3 - 2.6;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Van Unen, Wattel en Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 24 maart 2009.