ECLI:NL:OGHNAA:2009:BI7042

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
8 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 152/07 - H 451/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • S. Sijmonsma
  • A. de Kerpel-van de Poel
  • J. Lock
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake omgangsregeling en afgifte paspoorten voor minderjarigen

In deze zaak heeft de ex-man twee vorderingen ingediend via de kort-geding procedure. De eerste vordering betreft de afgifte van paspoorten voor minderjarigen, terwijl de tweede vordering een wijziging van een vastgestelde omgangsregeling betreft. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba oordeelt dat de ex-man geen belang meer heeft bij de toewijzing van zijn vordering met betrekking tot de paspoorten, aangezien de zomervakantie ten tijde van het vonnis al voorbij was. Voor de vordering tot wijziging van de omgangsregeling is het Hof van mening dat de juiste procedure gevolgd moet worden, namelijk via de artikelen 1:377h en 1:377e van het Burgerlijk Wetboek, wat inhoudt dat een verzoekschriftprocedure noodzakelijk is. Hierdoor wordt de ex-man niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen.

De procedure begon op 8 oktober 2007, toen het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen een vonnis wees. De ex-man ging in hoger beroep en voerde acht grieven aan. De geïntimeerde bestreed deze grieven en vroeg om bevestiging van het eerdere vonnis. Tijdens de zitting werden pleitnotities overgelegd en het Hof heeft op 8 mei 2009 uitspraak gedaan.

Het Hof heeft de grieven van de ex-man gegrond verklaard, waardoor het eerdere vonnis werd vernietigd. De geïntimeerde werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen. Het Hof heeft ook de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op Sint Maarten.

Uitspraak

Registratienummers: KG 152/07 - H 451/08
Uitspraak: 8 mei 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[appellante],
wonend op Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde, thans appellante,
gemachtigde: mr. E.E.S. Moenir-Alam,
- tegen -
[geïntimeerde],
wonend op Sint Maarten,
oorspronkelijk eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. G.C. Richardson-Nicolaas.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [appellante] en [geintimeerde].
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 8 oktober 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna te noemen “GEA”) tussen partijen in kort geding vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 [appellante] is tegen dat vonnis in hoger beroep gekomen door op 26 oktober 2007 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij gelijktijdig ingediende memorie van grieven heeft [appellante] acht grieven aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende [geintimeerde] niet-ontvankelijk zal verklaren althans zijn vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van [geintimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
1.3 [geintimeerde] heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden. Zijn conclusie strekt ertoe dat het bestreden vonnis wordt bevestigd, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
1.4 Op de nader voor pleidooi bepaalde dag hebben partijen pleitnotities overgelegd. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 [appellante] heeft zich met haar eerste twee grieven op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [geintimeerde] zich niet voor behandeling in kort geding lenen.
2.2 Voor zover de door [geintimeerde] gevorderde voorzieningen betrekking hadden op de zomervakantie van 2007 (15 juli t/m 29 juli 2007), waaronder de vordering tot afgifte van de paspoorten van de minderjarigen, geldt het volgende.
Ten tijde van het wijzen van het bestreden vonnis was de zomervakantie van 2007 reeds voorbij. [geintimeerde] had bij toewijzing van zijn vorderingen in zoverre dan ook geen belang meer. In die vorderingen had hij daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
2.3 Voor wat betreft de door [geintimeerde] gevorderde omgangsregeling inhoudende dat [geintimeerde] de kinderen met ingang van 14 augustus 2007 van school haalt en op schooldagen tot 19.30 uur met hun zorg is belast, geldt het volgende.
Toewijzing van deze vordering zou een wijziging betreffen van de tussen partijen reeds bestaande omgangsregeling. Anders dan vorderingen tot nakoming van een tussen partijen overeengekomen of door de rechter vastgestelde omgangsregeling, leent een vordering tot vaststelling of wijziging van een omgangsregeling zich in beginsel niet voor behandeling in kort geding. De in kort geding te geven beslissing betreft immers een voorziening bij voorraad en heeft mitsdien een voorlopig karakter. Voor het vaststellen of wijzigen van een omgangsregeling dient, in een geval als het onderhavige, de weg van de artikelen 1:377h en 1:377e BW (middels een EJ-procedure) te worden gevolgd. Het vaststellen (dan wel wijzigen) van een omgangsregeling zoals door het GEA gedaan - nog ervan afgezien dat het toegewezene verder gaat dan hetgeen is gevorderd - verdraagt zich daarmee niet. Ook in de daartoe strekkende vordering had [geintimeerde] daarom niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden.
2.4 Gelet op het voorgaande slagen de grieven 1 en 2. De overige grieven behoeven geen bespreking meer. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd en het Hof zal [geintimeerde] alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn vorderingen. Voor alle duidelijkheid overweegt het Hof daarbij dat, voor zover de door het GEA bedoelde omgangsregeling thans naar tevredenheid wordt uitgevoerd of nog iets moet worden uitgebreid, zoals [geintimeerde] bij pleidooi heeft gesteld, partijen dit in onderling overleg kunnen regelen dan wel, indien dit niet tot resultaat leidt, partijen (of een van hen) middels een verzoekschriftprocedure het GEA desgewenst kunnen verzoeken de omgangsregeling vast te stellen of te wijzigen.
2.5 Met het GEA ziet het Hof, gelet op de aard van de zaak en de (gewezen) verhouding tussen partijen, aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
BESLISSING:
Het Hof,
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
verklaart [geintimeerde] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen in beide instanties de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Sijmonsma, De Kerpel-van de Poel en Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 8 mei 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.