ECLI:NL:OGHNAA:2009:BJ5653

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 058/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing vergunning tijdelijk verblijf door de minister van Vreemdelingenzaken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister van Vreemdelingenzaken. De werkgeefster en de vreemdeling hebben beroep ingesteld tegen de beschikking van de minister, die op 25 oktober 2006 het verzoek om vergunning afwees. De werkgeefster heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de minister ongegrond verklaard op 17 oktober 2007. Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba verklaarde op 18 juni 2008 het beroep van zowel de werkgeefster als de vreemdeling niet-ontvankelijk. Hiertegen hebben beide partijen hoger beroep ingesteld, dat op 22 april 2009 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba werd behandeld.

Het Hof overweegt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, ingaande de dag na de datum van de beschikking. De werkgeefster heeft haar bezwaarschrift echter pas op 21 december 2006 ingediend, wat buiten de termijn valt. Het Hof oordeelt dat de werkgeefster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij het bezwaarschrift tijdig heeft ingediend. Daarom wordt het hoger beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en dat van de werkgeefster niet-ontvankelijk. Het Hof vernietigt de uitspraak van het Gerecht voor zover het betreft de niet-ontvankelijkheid van de werkgeefster en bevestigt de uitspraak voor het overige. Tevens wordt de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken vernietigd en wordt de minister veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de werkgeefster.

Uitspraak

HLAR 058/08
Datum uitspraak: 18 juni 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de werkgeefster], wonend in Aruba, en [de vreemdeling],
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 18 juni 2008 in zaak nr. 4038 van 2007 in het geding tussen:
appellanten
en
de minister van Vreemdelingenzaken.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 25 oktober 2006 heeft de minister van Vreemdelingenzaken (hierna: de minister) een verzoek van [de werkgeefster] (hierna: de werkgeefster) om [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 17 oktober 2007 heeft de minister het daartegen door de werkgeefster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 juni 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door de werkgeefster en de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de werkgeefster en de vreemdeling bij brief, bij het Hof ingekomen op 29 juli 2008, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2009, waar de werkgeefster en de vreemdeling, bijgestaan, onderscheidenlijk vertegenwoordigd, door mr. D.G. Illes, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mrs. J.E. Gibson, advocaat, en A.A. Henriquez, G.M.N. Maduro, M.D. van Wilgen en J.M. Harewood, allen werkzaam bij het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het Hof overweegt ambtshalve als volgt.
2.2. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze in op de dag na die, waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, wordt een bezwaarschrift niet ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend, voordat de termijn is ingegaan of nadat die is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2.3. De afwijzing is gedagtekend 25 oktober 2006. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift daartegen is aangevangen op de volgende dag en geëindigd op 6 december 2006. Voor het betoog van de werkgeefster dat die termijn eerst is aangevangen, nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, biedt de Lar geen grondslag. De werkgeefster heeft het bezwaarschrift op 21 december 2006, derhalve niet binnen de daarvoor gestelde termijn, ingediend.
De door de werkgeefster gestelde omstandigheid dat de beschikking van 25 oktober 2006 pas op 9 november 2006 ter post is bezorgd, biedt, reeds omdat het bezwaarschrift eerst op 21 december 2006 is ingediend, geen grond voor het oordeel dat de werkgeefster het zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden heeft ingediend. De minister heeft het door de werkgeefster tegen die beschikking gemaakte bezwaar dan ook ten onrechte niet deswege niet-ontvankelijk verklaard.
2.4. Nu de vreemdeling tegen de beschikking van 25 oktober 2006 geen bezwaar heeft gemaakt, heeft het Gerecht het door haar ingestelde beroep terecht, zij het niet op die grond, niet-ontvankelijk verklaard.
2.5. Het hoger beroep is, voor zover ingesteld door de vreemdeling, ongegrond en voor het overige gegrond. Hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover het door de werkgeefster ingestelde beroep daarbij niet-ontvankelijk is verklaard en voor het overige te worden bevestigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het door de werkgeefster ingestelde beroep gegrond verklaren en de beschikking van 17 oktober 2007 vernietigen. Nu de minister het bij hem door de werkgeefster gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk had dienen te verklaren, ziet het Hof aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien.
2.6. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. Het Hof ziet aanleiding om daarbij een wegingsfactor van 0,25 toe te passen.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep, voor zover ingesteld door de vreemdeling, ongegrond;
II. verklaart het hoger beroep, voor zover ingesteld door de werkgeefster, gegrond;
III. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 18 juni 2008 in zaak nr. 4038 van 2007, voor zover het door de werkgeefster ingestelde beroep daarbij niet ontvankelijk is verklaard;
IV. bevestigt die uitspraak voor het overige;
V. verklaart het bij het Gerecht in die zaak door de werkgeefster tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 17 oktober 2007, kenmerk LAR-2901/07, ingestelde beroep gegrond;
VI. vernietigt die beschikking;
VII. verklaart het door de werkgeefster tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 25 oktober 2006 gemaakte bezwaar niet ontvankelijk;
VIII. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
IX. veroordeelt de minister van Vreemdelingenzaken tot vergoeding van de bij [de werkgeefster] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 350,00 (zegge: driehonderd vijftig gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de minister van Vreemdelingenzaken aan [de werkgeefster] te worden betaald;
X. gelast dat het land Aruba aan [de werkgeefster] het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,00 (zegge: honderd gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,