ECLI:NL:OGHNAA:2009:BJ5814

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
16 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 776/07 - H 368/07
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Unen
  • W. Wattel
  • J. Lock
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis tot opheffing van beslag op onroerende zaken

In deze Arubaanse zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 16 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, die oorspronkelijk gedaagde was in de procedure bij het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De appellant had op 20 april 2007 een akte van hoger beroep ingediend tegen een vonnis dat op 4 april 2007 was gewezen, waarin het beslag op onroerende zaken was opgeheven. De appellant trachtte het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis te vernietigen, met als doel het gelegde beslag op de onroerende zaken te laten herleven. Echter, het Hof oordeelde dat de onroerende zaken inmiddels aan derden waren geleverd, waardoor het beslag niet kon herleven, zelfs niet indien het bestreden vonnis zou worden vernietigd. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep niet tot het nagestreefde doel kon leiden, en dat de enkele proceskostenveroordeling onvoldoende belang opleverde voor het hoger beroep. Daarom werd de appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep en werd hij veroordeeld in de proceskosten van de geïntimeerde. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid bij de overdracht van onroerende zaken en de gevolgen van beslaglegging in het civiele recht.

Uitspraak

Registratienummer: KG 776/07 - H 368/07
Uitspraak: 16 juni 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[appellant],
wonend in Aruba,
oorspronkelijk gedaagde, thans appellant,
zonder gemachtigde (voorheen: mr. Ch.L. van Esch),
- tegen -
[geintimeerde],
wonend in Aruba,
oorspronkelijk eiseres, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R. Marchena.
Partijen worden hierna [appellant] en [geintimeerde] genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 4 april 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna te noemen “GEA”) tussen partijen in kort geding vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 [appellant] is in hoger beroep gekomen van het vonnis door op 20 april 2007 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij afzonderlijke memorie van grieven, ingediend op 11 mei 2007, heeft [appellant] twee grieven geformuleerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het bestreden vonnis wordt vernietigd en dat de vordering van [geintimeerde] alsnog wordt afgewezen, met veroordeling van [geintimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
1.3 Bij memorie van antwoord heeft [geintimeerde] het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis handhaaft, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
1.4 Op de nader daarvoor bepaalde dag heeft de gemachtigde van [geintimeerde] pleitaantekeningen overgelegd. Jegens [appellant] is akte van niet dienen verleend.
1.5 Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.
2. De ontvankelijkheid
2.1 Het hoger beroep strekt ertoe het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, tot opheffing van het beslag strekkende vonnis te vernietigen, kennelijk met het doel het gelegde beslag op de onroerende zaken te laten herleven. [appellant] heeft niet weersproken (hoewel hem vele malen de gelegenheid tot schriftelijk pleidooi is geboden) dat deze zaken inmiddels aan de kopers zijn geleverd. Zelfs indien het bestreden vonnis zou worden vernietigd, kan deze vervreemding worden tegengeworpen aan [appellant] en herleeft het beslag op deze zaken niet (vgl. HR 5 september 2008, NJ 2009, 154). Het hoger beroep kan dus niet tot het door [appellant] nagestreefde doel leiden. Het Hof is voorts van oordeel dat de enkele proceskostenveroordeling van [appellant] onvoldoende belang oplevert voor het hoger beroep (art. 281b Rv).
2.2 Gelet op het voorgaande dient [appellant] bij gebrek aan belang niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep. Hij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING:
Het Hof,
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [geintimeerde] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 197,00 aan verschotten en Afl. 5.100,00 aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Van Unen, Wattel en Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 16 juni 2009.