ECLI:NL:OGHNAA:2009:BK2811
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- J.R. Sijmonsma
- G.C.C. Lewin
- E.M. van der Bunt
- Rechtspraak.nl
Schorsing van rechtsgeding na overlijden van een partij en de gevolgen voor rechtsopvolgers
In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, werd op 3 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil over een huurrecht dat door de overleden [tweede geïntimeerde] aan [geintimeerde] zou zijn verkocht, terwijl [appellante] stelt dat zij dit huurrecht al eerder had gekocht. De appellant, vertegenwoordigd door mr. C.A. Peterson, stelde dat haar rechten waren benadeeld door een eerder vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen (GEA) en vorderde vernietiging van dat vonnis. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mw. Y.J. Americaan, concludeerde tot bevestiging van het vonnis en veroordeling van de appellant in de proceskosten.
Het Hof oordeelde dat de bepaling dat een rechtsgeding wordt geschorst na de dood van een partij alleen van toepassing is indien er sprake is van een lopend rechtsgeding. In dit geval was de [tweede geïntimeerde] al overleden voordat het hoger beroep werd ingesteld, waardoor de schorsing niet van toepassing was. Het Hof concludeerde dat de rechtsopvolgers van de overleden partij in beginsel in het geding moeten worden opgeroepen, maar dat dit in dit geval achterwege kon blijven wegens gebrek aan belang.
Het Hof bevestigde dat de latere verkoop van het huurrecht aan [geintimeerde] de rechten van [appellante] niet benadeelde, aangezien haar recht op het huurrecht bleef bestaan. De vordering van [appellante] werd afgewezen, en het Hof bevestigde het vonnis van het GEA. De appellant werd veroordeeld in de proceskosten van de geïntimeerden. De uitspraak werd gedaan door de rechters J.R. Sijmonsma, G.C.C. Lewin en E.M. van der Bunt.