ECLI:NL:OGHNAA:2009:BK3869
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om opheffing van uitleveringsdetentie afgewezen
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 4 november 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van de uitleveringsdetentie van de verdachte, geboren in 1967 te Plymouth, Montserrat. De verdachte is momenteel gedetineerd in het Huis van Bewaring op Sint Maarten. Het Hof heeft eerder op 13 mei 2009 geconcludeerd dat de uitlevering van de verzoeker aan de Republiek Frankrijk toelaatbaar is. Tegen deze beslissing heeft de verzoeker cassatie ingesteld, waarover nog geen uitspraak is gedaan.
Op 21 oktober 2009 heeft de verzoeker een verzoekschrift ingediend om de uitleveringsdetentie op te heffen of althans te schorsen. Dit verzoek is op 3 november 2009 behandeld in aanwezigheid van de procureur-generaal en de raadsvrouw van de verzoeker. Het Hof heeft vastgesteld dat de procedure rondom de voorlopige aanhouding correct is doorlopen en dat de rechtmatigheid van de vrijheidsbeneming door een rechter is getoetst, waardoor de vrijheidsontneming niet onrechtmatig is geweest.
Het Hof oordeelt dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase (nog) niet is overschreden. De omstandigheid dat de verzoeker al vier en een half jaar in detentie heeft doorgebracht in Guadeloupe, vormt geen aanwijzing dat de Franse autoriteiten inbreuk hebben gemaakt op de rechten van de verzoeker. Aangezien de uitlevering reeds toelaatbaar is verklaard, heeft het Hof weinig ruimte om persoonlijke omstandigheden inhoudelijk te beoordelen.
Op basis van deze overwegingen heeft het Hof het verzoek om opheffing van de uitleveringsdetentie afgewezen. Er zijn geen persoonlijke omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven tot schorsing van de uitleveringsdetentie, waardoor ook dit verzoek is afgewezen. De beschikking is gegeven door de leden van het Hof en uitgesproken op Curaçao, waarbij mr. Van Veen buiten staat was om de beschikking mede te ondertekenen.