ECLI:NL:OGHNAA:2010:BL2920
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Raadkamer
- J. Lock
- A. Lewin
- R. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Opheffing voorlopige hechtenis onder voorwaarde van vreemdelingengratie
In deze zaak heeft verzoeker, geboren in 1964 in Sri Lanka en thans gedetineerd op Sint Maarten, verzocht om opheffing van zijn voorlopige hechtenis, onder de voorwaarde dat hem vreemdelingengratie wordt verleend. Dit verzoek werd behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 3 februari 2010. De verzoeker was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, door het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen op 21 september 2009. De officier van justitie had tegen dit vonnis hoger beroep aangetekend, waarover nog geen beslissing was genomen.
Tijdens de zitting op 28 januari 2010 werd het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis ingediend. Het Hof oordeelde dat er nog steeds ernstige bezwaren tegen de verzoeker bestonden en dat de gronden voor de voorlopige hechtenis onverminderd van kracht waren. Het Hof stelde vast dat verzoeker in aanmerking kwam voor vreemdelingengratie, aangezien hij meer dan negen maanden gedetineerd was en eenderde van zijn onvoorwaardelijke straf had uitgezeten. Dit leidde tot de conclusie dat de situatie, zoals bedoeld in artikel 108, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering, zich voordeed, wat betekende dat de voorlopige hechtenis opgeheven moest worden.
Het Hof besloot uiteindelijk om de voorlopige hechtenis per 14 februari 2010 op te heffen, maar zag geen aanleiding voor een voorwaardelijke opheffing, omdat de situatie van artikel 108, vijfde lid, ook zou gelden als de vreemdelingengratie niet tijdig werd verleend. De beslissing werd genomen door de rechters J. Lock, A. Lewin en R. Schoemaker, in aanwezigheid van de griffier.