ECLI:NL:OGHNAA:2010:BL7886

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
23 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ 942/09 - H 250/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Polkamp
  • A. Lock
  • M. de Haan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling verzoek tot ontslag van bestuurder van stichting door Gemeenschappelijk Hof van Justitie

In deze Arubaanse zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie op 23 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek tot ontslag van een bestuurder van de Elias Mansur Sport Stichting. De appellant, die in eerste aanleg een verzoek had ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA), was van mening dat de bestuurder, [geintimeerde], niet naar behoren functioneerde en verzocht om zijn ontslag. De appellant voerde verschillende verwijten aan, waaronder onbevoegd handelen door een derde, gebrek aan verantwoording over de inkomsten en slecht onderhoud van het stadion. Het GEA had het verzoek tot ontslag echter afgewezen, wat de appellant in hoger beroep aanvocht.

Het Hof oordeelde dat het GEA terecht had geoordeeld dat de rechter op basis van artikel 12 van de Landsverordening op stichtingen (Lvos) bevoegd is om een individuele bestuurder te ontslaan. Het Hof volgde de lezing van de appellant dat de wijziging van de terminologie in de Arubaanse Lvos geen inhoudelijke wijziging met zich meebracht. Het Hof benadrukte dat bij de beoordeling van het verzoek tot ontslag niet alleen de in de wet genoemde omstandigheden, maar ook andere relevante factoren in overweging moeten worden genomen, zoals de aard van de verwijten en de bestuurscultuur binnen de stichting.

De appellant kon echter niet voldoende onderbouwen dat de [geintimeerde] in strijd met de wet of de statuten had gehandeld. Het Hof concludeerde dat de verwijten onvoldoende waren om tot ontslag over te gaan. De enkele vaststelling dat de notulen niet volledig waren, rechtvaardigde niet het ontslag van de bestuurder. Het Hof bevestigde daarom de beschikking van het GEA en veroordeelde de appellant in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Registratienummer: EJ 942/09 - H 250/09
Uitspraak: 23 februari 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Beschikking
in de zaak van:
[appellant]
wonend in Aruba,
oorspronkelijk verzoeker, thans appellant,
gemachtigden: mrs. A.A.D.A. Carlo en (wijlen) P.A.P.J. van der Sloot,
- tegen -
[geintimeerde],
wonend in Aruba,
oorspronkelijk verweerder, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. A.J. Swaen en D.M. Passchier.
Partijen worden hierna [appellant] en [geintimeerde] genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 25 juni 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna te noemen “GEA”) tussen [appellant] als verzoeker en [geintimeerde] en [J.L.] (hierna: [J.L.]) een beschikking gegeven. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar die beschikking.
1.2 [appellant] is van de beschikking in hoger beroep gekomen door op 3 augustus 2009 een beroepschrift in te dienen. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof, met vernietiging van de beschikking, het verzoek tot ontslag van [geintimeerde] en [J.L.] alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geintimeerde] en [J.L.] in de kosten van beide instanties.
1.3 [geintimeerde] en [J.L.] hebben gezamenlijk een verweerschrift ingediend, strekkende tot bevestiging van de bestreden beschikking, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
1.4 Het hoger beroep is, ten overstaan van een lid van het Hof, behandeld ter terechtzitting van 27 november 2009. Bij die gelegenheid heeft [appellant] het verzoek tot ontslag van [J.L.] ingetrokken en heeft [J.L.] met die intrekking ingestemd. [appellant] en [geintimeerde] hebben hun standpunten aan de hand van pleitaantekeningen nader toegelicht. De zaak is verwezen naar de rol van 19 januari 2010 voor uitlating voortprocederen. Daarop is door [appellant] een akte uitlating genomen waarbij om een beslissing is verzocht. [geintimeerde] heeft zich niet meer uitgelaten.
1.5 Beschikking is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Gelet op de intrekking van het verzoek tot ontslag van [J.L.], richt het hoger beroep zich nog uitsluitend op de beoordeling van het verzoek tot ontslag van [geintimeerde] als bestuurder van de stichting “Elias Mansur Sport Stichting” (hierna: de stichting).
2.2 Het verweer van [geintimeerde] dat artikel 12 van de Landsverordening op stichtingen (Lvos) de rechter alleen bevoegdheid geeft een geheel bestuur, en dus niet een individuele bestuurder, te ontslaan, heeft het GEA terecht verworpen. Het Hof volgt [appellant] in zijn lezing dat geen bijzondere betekenis kan worden gehecht aan het gegeven dat bij de omzetting van Nederlands-Antilliaanse Landsverordening op stichtingen (P.B. 1967, 191) in de Arubaanse Lvos het woord “bestuurder” is gewijzigd in “bestuur”. Gelet op het bepaalde in de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur (AB 1987, no. GT 2, hierna: Aowb), op grond waarvan de tekst van de Lvos is vastgesteld, vinden in de tekst van de regelingen die ingevolge artikel 4 Aowb de staat van landsverordening van Aruba verkrijgen alleen die aanpassingen plaats die met toepassing van de volgende leden van dat artikel noodzakelijk zijn als gevolg van het verkrijgen van die nieuwe hoedanigheid. Inhoudelijke wijzigingen zijn daarbij niet beoogd. Overigens brengt ook gelet op de aard van de regeling van art. 12 Lvos, die beoogt een zekere mate van toezicht mogelijk te maken op de bestuurders van een stichting (waar dit toezicht op de bestuurders van een dergelijke rechtspersoon niet op andere wijze in de wet is geregeld), een redelijke wetsuitleg met zich dat ingeval sprake is van disfunctioneren in de zin van art. 12 Lvos van een of meer individuele bestuursleden van een stichting, de rechter bevoegd is die individuele bestuursleden te ontslaan. Bovendien geldt in dit geval dat de statuten van de stichting zelf een regeling bevatten waarbij is bepaald het lidmaatschap van het bestuur kan eindigen door ontslag door de rechter.
2.3 Bij de vraag of de rechter van de bevoegdheid tot ontslag van een stichtingsbestuurder in een concreet geval gebruik dient te maken, moet niet alleen worden beoordeeld of zich een of meer van de in art. 12 onder a en b Lvos genoemde omstandigheden voordoen maar dienen ook alle overige omstandigheden van het geval bij de beoordeling te worden betrokken. Zo kunnen onder meer de aard en de ernst van het aan de bestuurder verweten handelen of nalaten een rol spelen alsmede de binnen een stichting heersende bestuurscultuur.
2.4 De verwijten die aan [geintimeerde] worden gemaakt zijn, naar het Hof begrijpt:
a. [geintimeerde] heeft goedgevonden dat [J.L.] onbevoegd namens de stichting huurcontracten heeft ondertekend;
b. [geintimeerde] en [J.L.] hebben nimmer verantwoording afgelegd over de inkomsten van en het beheer over het stadion;
c. [geintimeerde] en [J.L.] hebben het stadion slecht (laten) onderhouden;
d. [geintimeerde] heeft onvoldoende notulen opgemaakt en/of niet alle notulen in afschrift aan de overige bestuursleden verstrekt.
2.5 Ten aanzien van de verwijten onder a en b heeft [appellant], ook tegenover de betwisting door [geintimeerde], onvoldoende gemotiveerd en (feitelijk) onderbouwd in welke opzicht [geintimeerde] in strijd met de wet of statuten heeft gehandeld of zich schuldig heeft gemaakt aan wanbeheer. Dat geldt ook voor het verwijt onder c. De exploitatie van het stadion is een verantwoordelijkheid van het gehele bestuur en in welk opzicht [geintimeerde] ten aanzien van de staat van het onderhoud van het stadion een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt, is onvoldoende gebleken. Aan deze verwijten gaat het Hof daarom voorbij.
2.6 Dat het notuleren en het verstrekken van afschriften van notulen niet geheel volgens de statuten is verlopen, staat vast. Met het GEA is het Hof evenwel van oordeel dat dit enkele gegeven niet het ontslag van [geintimeerde] rechtvaardigt. Het Hof verenigt zich met hetgeen het GEA daarover heeft overwogen. Dat door andere bestuursleden, waaronder de voorzitter, tegen het handelen of nalaten van [geintimeerde] ten aanzien van de notulen van bestuursvergaderingen in het verleden nimmer is geprotesteerd, heeft het GEA daarbij terecht als een factor van belang laten meewegen. De stelling in hoger beroep dat [geintimeerde] opzettelijk de rechten van [appellant] op inzage in de notulen zou hebben gefrustreerd, heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd. Ook voor het overige is in hoger beroep niets (nieuws) aangevoerd dat tot een andere conclusie zou moeten leiden. Daarbij merkt het Hof op dat [appellant] het blijkens de pleitaantekeningen in hoger beroep nieuw aangevoerde verwijt dat [geintimeerde] zou hebben nagelaten ten spoedigste een bestuursvergadering bijeen te roepen om in de vacature als gevolg van het vertrek van [J.L.] te voorzien, ter zitting heeft laten vallen nu ook hij van mening was dat van [geintimeerde] niet kan worden verlangd een bestuursvergadering bijeen te roepen terwijl een bodemprocedure aanhangig is over de vraag wie nu eigenlijk als bestuursleden moeten worden aangemerkt. Dit verwijt behoeft dus geen bespreking meer.
2.7 Dit alles betekent dat het GEA het verzoek tot ontslag van [geintimeerde] als bestuurder van de stichting terecht heeft afgewezen. De bestreden beschikking zal worden bevestigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld. Hoewel het verzoek jegens [J.L.] eerst is ingetrokken nadat door [J.L.] reeds proceshandelingen waren verricht, ziet het Hof geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten gunste van [J.L.] nu niet is gebleken dat door [J.L.], die door dezelfde gemachtigden is bijgestaan als [geintimeerde], afzonderlijk kosten zijn gemaakt. Wel ziet het Hof aanleiding om de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
BESLISSING
Het Hof:
bevestigt de bestreden beschikking;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [geintimeerde] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 5.100,-- aan gemachtigdensalaris;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Polkamp, Lock en De Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 23 februari 2010.