Registratienummers: AR 138/08 - HAR 16/10
Uitspraak: 19 juli 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
de naamloze vennootschap REAL ESTATE DE KLEUNDERT N.V.,
gevestigd op Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. D.I.E.I. Lichtenberg,
[verweerder],
wonend op Curaçao,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.V.G. Rooijer.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als De Kleundert en Verweerder.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Bij vonnissen van 14 september 2006, 26 maart 2007, 14 januari 2008 en 10 november 2008 (registratienummer AR 138/08) heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (hierna te noemen “GEA”) tussen partijen vonnis gewezen. Op het tegen de drie laatstgenoemde vonnissen door Verweerder ingestelde hoger beroep heeft het Hof bij vonnis van 3 november 2009 (registratienummer H 76/09) beslist en daarbij de bestreden vonnissen vernietigd en de vorderingen van De Kleundert (in dat vonnis “De Klundert” genoemd) afgewezen.
1.2 Bij verzoekschrift van 29 april 2010, met producties, heeft De Kleundert gevorderd dat het Hof het vonnis van 3 november 2009 zal herroepen en opnieuw uitspraak zal doen.
1.3 Verweerder heeft tegen de vordering een verweerschrift ingediend, met producties. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de vordering van De Kleundert zal afwijzen, met veroordeling van De Kleundert in de kosten van het geding.
1.4 De zaak is ter zitting van het Hof behandeld op 1 juni 2010. Verweerder is verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde. De Kleundert is bij gemachtigde verschenen. Voorafgaande aan de zitting zijn door De Kleundert aan het Hof producties toegezonden. Ter zitting hebben partijen hun standpunt toegelicht, De Kleundert onder overlegging van een pleitnota.
1.5 Vonnis is bepaald op heden.
2.1 Het verweer van Verweerder dat de vordering tot herroeping te laat is ingesteld, faalt. Ingevolge het bepaalde in art. 383, eerste lid, tweede volzin Rv vangt de in de eerste volzin van dat lid bedoelde termijn van drie maanden pas aan nadat het vonnis waarvan herroeping wordt gevorderd in kracht van gewijsde is gegaan. De cassatietermijn van het vonnis van 3 november 2009 is geëindigd op 3 februari 2010 zodat de termijn voor de vordering tot herroeping eerst op die datum kan zijn aangevangen. Het verzoekschrift is op 3 mei 2010 en daarmee tijdig ingediend. Het verzoekschrift is, in overeenstemming met het bepaalde in art. 384, eerste lid Rv, gericht aan het Hof. Dat het verzoekschrift is ingediend ter griffie van het GEA is in overeenstemming met het bepaalde in art. 385 Rv en kan niet tot niet-ontvankelijkheid leiden.
2.2 Van andere gronden die aan ontvankelijkheid van De Kleundert in de weg zouden kunnen staan, is het Hof niet gebleken. De Kleundert is dan ook ontvankelijk.
3.1 De Kleundert heeft gesteld dat de stelling van Verweerder dat hij sinds 8 oktober 1982 het perceel in kwestie bewoont op bedrog berust en dat op grond van dat bedrog door het Hof is aangenomen dat de vordering van De Kleundert is verjaard. Ter zitting heeft De Kleundert dit standpunt nader gespecificeerd door te stellen dat Verweerder ten onrechte heeft gesteld onafgebroken, en daarmee ook nog na 1995, op het perceel in kwestie te hebben gewoond. De Kleundert heeft daartoe gesteld dat de opstal waarin Verweerder aanvankelijk woonde in 1995 is gesloopt, dat het perceel waarop die opstal destijds stond aanvankelijk nummer [nummer] en thans nummer 20 heeft, en dat Verweerder in 1995 is opgeschoven naar een perceel dat thans nummer 21 heeft.
3.2 Het Hof stelt voorop dat bij vonnis van 3 november 2009 is vastgesteld dat De Kleundert heeft erkend dat Verweerder in ieder geval sinds 8 oktober 1982 op het perceel [perceel] 168-B woont. Die erkenning volgt met zoveel woorden uit de antwoordakte in eerste aanleg waarin De Kleundert heeft gesteld dat Verweerder daar sinds die datum “en dus 25 jaren” woont. Het oordeel van het Hof dat de verjaringstermijn van twintig jaren is voltooid, berust dus uitdrukkelijk op de eigen stellingen (gerechtelijke erkenning) van De Kleundert.
3.3 Voor zover De Kleundert heeft bedoeld te stellen dat die erkenning op bedrog van de zijde van Verweerder berust, merkt het Hof het volgende op.
3.4 De Kleundert heeft haar stellingen onvoldoende onderbouwd om op grond daarvan te kunnen oordelen dat het door Verweerder bedoelde perceel met nummer [nummer] geheel samenvalt met het nieuwe perceel nummer 20. De Kleundert heeft in eerste aanleg ook bij herhaling gesteld dat Verweerder thans woonachtig is op het perceel [nummer] (waarvan De Kleundert later heeft gesteld dat bedoeld is [nummer]) en dat dit perceel samenvalt met het nieuwe nummer 21. Indien het nieuwe perceel nummer 20 geheel samenvalt met het voormalige perceel nummer [nummer], zoals De Kleundert thans suggereert, zou De Kleundert overigens ook geen belang meer hebben bij haar vordering tot ontruiming van perceel [nummer] nu in dat geval volgens haar eigen stellingen Verweerder dat perceel niet (meer) bewoont of in bezit heeft. Veeleer is aannemelijk, en de stellingen van De Kleundert laten voor die conclusie ook ruimte, dat de oorspronkelijke kavel met nummer [nummer] de nieuwe kavels met nummers 20 en 21 geheel of gedeeltelijk overlapt. Voorts heeft De Kleundert niet betwist dat Verweerder, zoals door hem ter zitting gesteld, geen kennis heeft van de nieuwe kavelnummering. Zelfs indien het perceel dat Verweerder sinds 1995 bewoont (namelijk het nieuwe nummer 21) een ander perceel is dan het perceel dat hij daarvoor bewoonde (namelijk het nieuwe nummer 20), kan zijn stelling dat hij onafgebroken op perceel [nummer]heeft gewoond, op een vergissing (of spraakverwarring) berusten. Dat aan de zijde van Verweerder sprake is geweest van bedrog, hetgeen duidt op opzet om een verkeerde voorstelling van zaken te laten ontstaan, kan op grond van de stellingen van De Kleundert niet worden geconcludeerd.
3.5 Nu ook van andere gronden voor herroeping niet is gebleken, dient de vordering te worden afgewezen. De Kleundert zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
wijst de vordering tot herroeping van het vonnis van 3 november 2009 af;
veroordeelt De Kleundert in de proceskosten aan de zijde van Verweerder gevallen en tot op heden begroot op nihil aan verschotten en NAF. 5.100,-- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Lewin, Spreuwenberg en Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 19 juli 2010.
Bij afwezigheid van de voorzitter is dit vonnis ondertekend door de oudste rechter.