ECLI:NL:OGHNAA:2010:BN8484

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
27 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 138/07 (gevoegd met AR 263/02) - H 19/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Sijmonsma
  • Lock
  • Van Kooten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van een tussenvonnis

In deze zaak gaat het om een tussenvonnis dat door het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen is gewezen op 31 maart 2009. Appellanten, bestaande uit verschillende naamloze vennootschappen en een besloten vennootschap, hebben hoger beroep ingesteld tegen dit tussenvonnis. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft op 27 augustus 2010 uitspraak gedaan. De kern van de zaak is dat het tussenvonnis geen definitieve beslissing bevatte over de gevorderde zaken, waardoor tussentijds hoger beroep niet mogelijk is zonder vergunning van het Hof. De appellanten hebben geen tijdig verzoekschrift ingediend voor deze vergunning, waardoor het Hof hen niet-ontvankelijk heeft verklaard in hun hoger beroep. Dit betekent dat de zaak in eerste aanleg moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond bij het tussenvonnis van 31 maart 2009. De kosten van het hoger beroep zijn voor rekening van de appellanten, die als in het ongelijk gestelde partijen zijn aangemerkt. Het Hof heeft de kosten van het hoger beroep vastgesteld op NAF. 257,50 aan verschotten en NAF. 3.400,-- aan gemachtigdensalaris.

Uitspraak

Registratienummers: AR 138/07 (gevoegd met AR 263/02) - H 19/09
Uitspraak: 27 augustus 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis
in de zaak van:
de naamloze vennootschappen
[M.W.] N.V.,
CONSALES N.V.,
FOOD CENTER (CURACAO) N.V.,
BARGESTRAAT VASTGOED N.V.,
TOF MANAGEMENT COMPANY N.V.,
CONSALES FINANCE COMPANY N.V.,
CONSALES (BONAIRE) N.V.,
CULTIMARA N.V.,
UNICENTRO N.V.,
CONSALES (ST. MAARTEN) N.V.,
CONSALES (SAINT MARTIN) EURL,
[M.W.] (ST. MAARTEN) N.V.,
FOOD CENTER (SAN NICOLAAS) N.V.,
[M.W.] (ARUBA) N.V.,
TOFHOLD ARUBA N.V.,
DE ZAANBOCHT N.V.,
en de besloten vennootschap
FOOD CENTER B.V.,
domicilie gekozen hebbend op Sint Maarten,
oorspronkelijk eisers in conventie, gedaagden in reconventie,
thans appellanten,
gemachtigden: mrs. G.R. Bergman en R.A. Diaz,
- tegen -
[curatoren], in hun hoedanigheid van curator in het faillissement van Food Center N.V.,
wonend op Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
thans geïntimeerden,
gemachtigden: mrs. C. Marica en J.G. Snow.
Appellanten worden hierna gezamenlijk [appellanten] genoemd. [M.W. N.V.] afzonderlijk wordt hierna [M.W.]genoemd. Geïntimeerden worden hierna de curatoren genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 3 februari 2009 en 31 maart 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna te noemen “GEA”) tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar die vonnissen.
1.2 [appellanten] zijn van het vonnis van 31 maart 2009 in beroep gekomen door op 11 mei 2009 een akte van appel in te dienen. Bij afzonderlijk ingediende memorie van grieven heeft [M.W.]een grief geformuleerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, de vordering van [M.W.]in conventie alsnog zal toewijzen en de vordering van de curatoren in reconventie zal afwijzen, met veroordeling van de curatoren in de proceskosten.
1.3 De curatoren hebben bij memorie van antwoord het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het Hof [appellanten] niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep althans het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
1.4 Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen pleitaantekeningen overgelegd.
1.5 Vonnis is bepaald op heden.
2. De ontvankelijkheid
2.1 Het vonnis van 31 maart 2009 betreft een tussenvonnis. In het vonnis wordt niet omtrent enig deel van het gevorderde in het dictum uitdrukkelijk een einde gemaakt. Tussentijds hoger beroep van een tussenvonnis is uitgesloten, behoudens na verkregen vergunning van het Hof. Niet is gebleken dat [appellanten] daartoe (tijdig) een verzoekschrift hebben ingediend. De akte van hoger beroep is ook te laat ingediend om als een verzoek om vergunning tot tussentijds hoger beroep te worden aangemerkt.
2.2 Dit betekent dat [appellanten] niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in het hoger beroep. Dat het hoger beroep voorwaardelijk is ingesteld, namelijk voor zover het bestreden vonnis als eindvonnis moet worden aangemerkt, doet daaraan niet af; een (principaal) rechtsmiddel kan niet onder die voorwaarde worden ingesteld. Ook kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen een (eind)vonnis dat nog niet is gewezen.
2.3 [appellanten] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen de kosten van het hoger beroep dienen te dragen. Bij de begroting van de door de curatoren gemaakte betekeningskosten zullen slechts eenmaal de kosten van betekening van de memorie van antwoord worden meegerekend. [appellanten] hebben gezamenlijk woonplaats gekozen ten kantore van mr. Bergman en de kosten van betekening van de memorie van antwoord aan ieder van appellanten afzonderlijk zijn dan ook nodeloos gemaakt. Deze nodeloos gemaakte kosten dienen in de verhouding tussen [appellanten] en de curatoren voor rekening van de curatoren te blijven. Gelet op de aard van het debat in hoger beroep en de inhoud van de door de curatoren ingediende processtukken, die met name zijn gericht op de (niet-)ontvankelijkheid van het hoger beroep, ziet het Hof aanleiding om voor de bepaling van het gemachtigdensalaris aansluiting te zoeken bij het liquidatietarief dat geldt bij zaken met een belang van onbepaalde waarde waarbij het Hof voor het schriftelijk pleidooi, gelet op de inhoud daarvan, geen vergoeding zal toekennen.
2.4 De zaak dient in eerste aanleg te worden voortgezet in de stand waarin zij zich bij vonnis van 31 maart 2009 bevond.
BESLISSING
Het Hof:
verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van de curatoren gevallen en tot op heden begroot op NAF. 257,50 aan verschotten en NAF. 3.400,-- aan gemachtigdensalaris;
bepaalt dat de zaak in eerste aanleg dient te worden voortgezet in de stand waarin zij zich bij vonnis van 31 maart 2009 bevond.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Sijmonsma, Lock en Van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 27 augustus 2010.