ECLI:NL:OGHNAA:2010:BN9279

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
11 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 01/09 - H 116/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot faciliteiten van een resort in kort geding

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 11 mei 2010 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding. De zaak betreft de toegang van geïntimeerden tot de faciliteiten van het Harbour Village Beach Club resort op Bonaire. In een eerdere bodemprocedure was geoordeeld dat de geïntimeerden recht hebben op toegang tot deze faciliteiten tegen een redelijke vergoeding. Het Hof oordeelt dat de kort geding-procedure zich niet leent voor een nader onderzoek naar de hoogte van deze vergoeding. De Club e.a. hebben in hoger beroep gegriefd tegen het eerdere vonnis, maar het Hof bevestigt het oordeel van het Gerecht in eerste aanleg dat de toegang tot de faciliteiten niet mag worden onthouden. Het Hof stelt vast dat de vordering van de geïntimeerden voldoende spoedeisend is en dat de grieven van de Club e.a. niet kunnen afdoen aan het voorlopig oordeel dat de toegang tot het strand, het zwembad en het restaurant niet mag worden ontzegd. Het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg wordt bevestigd en de Club e.a. worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Registratienummers: KG 01/09 - H 116/09
Uitspraak: 11 mei 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in kort geding
in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap HARBOUR VILLAGE BEACH CLUB N.V.,
gevestigd op Bonaire,
2. [F.P.], wonende op Bonaire,
3. [O.H.], wonende op Bonaire,
oorspronkelijk gedaagden, thans appellanten,
gemachtigde: mr. R.T.J.M. Oomen,
- tegen -
1. [T.B.], wonende te Muiden (Nederland),
2. [G.H.], wonende te Varsseveld (Nederland),
3. [G.K.], wonende op Bonaire,
4. [C.K.], wonende op Bonaire,
5. [C.M.], wonende te Caracas (Venezuela),
oorspronkelijk eisers, thans geïntimeerden,
gemachtigde: mr. A.C.A. Gonzales.
Partijen worden hierna “de Club e.a.” en “[geïntimeerden]” genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 20 maart 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire, (hierna: GEA) tussen partijen in kort geding vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 De Club e.a. zijn in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis door op 23 maart 2009 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij op dezelfde datum ingediende memorie van grieven hebben de Club e.a. acht grieven geformuleerd en toegelicht. Hun conclusie strekt ertoe dat, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [geïntimeerden] alsnog worden afgewezen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten van beide instanties.
1.3 Bij memorie van antwoord hebben [geïntimeerden] het hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van de Club e.a. in de proceskosten.
1.4 Op de nader daarvoor bepaalde datum hebben partijen pleitaantekeningen overgelegd, de Club e.a. met producties.
1.5 Vonnis is nader bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 De vordering van [geïntimeerden] om toegelaten te worden tot bepaalde faciliteiten van het resort is naar zijn aard voldoende spoedeisend om in kort geding te worden behandeld. De daartegen gerichte grief faalt.
2.2 De overige grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Daarbij stelt het Hof voorop dat ingevolge vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld HR 19 mei 2000, NJ 2001, 407) de kort geding rechter zijn vonnis in beginsel dient af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter, zonder daarbij de kans van slagen van een tegen dat vonnis ingesteld rechtsmiddel te betrekken en ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum. Het Hof ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat beginsel af te wijken.
2.3 Op 24 februari 2009 en 27 april 2010 zijn door het Hof in een bodemprocedure (onder nummer H 152/08) tussen partijen tussenvonnissen uitgesproken. Uit die tussenvonnissen volgt dat [geïntimeerden] gehouden zijn in ieder geval enige (een redelijke) vergoeding te betalen aan de Club (club fee) voor de instandhouding van het resort, de daarbij behorende faciliteiten en de ontvangen diensten en dat daaronder tevens valt een vergoeding voor gebruik van de faciliteiten waar het in deze kort geding procedure om gaat, namelijk het strand, het zwembad en het La Balandra restaurant. Uit diezelfde tussenvonnissen volgt dat het nog steeds onduidelijk is wat de hoogte van de redelijke door [geïntimeerden] te betalen vergoeding is. Dit kort geding leent zich niet voor een nader onderzoek daarnaar. Tegen deze achtergrond kan ook het kennelijk tot 2002 betaalde bedrag aan club fee niet zonder meer tot uitgangspunt genomen worden. Onder die omstandigheden, en mede in acht genomen dat blijkens het tussenvonnis van 27 april 2010 de in geding zijnde faciliteiten ook voor derden beschikbaar zijn, heeft het GEA terecht overwogen dat, naar voorlopig oordeel, het beroep van de Club e.a. op een opschortingsrecht (in die zin dat [geïntimeerden] de toegang tot bedoelde faciliteiten wordt onthouden) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
2.4 De overige grieven van de Club e.a. behoeven in het licht van het voorgaande geen behandeling omdat zij niets kunnen afdoen aan het voorlopig oordeel dat de Club e.a. aan [geïntimeerden] de toegang tot het strand, het zwembad en het restaurant niet mogen onthouden.
2.5 Het bestreden vonnis zal worden bevestigd. De Club e.a. zullen worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
BESLISSING
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt de Club e.a. in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerden] gevallen en tot op heden begroot op NAF. 160,-- aan verschotten en NAF. 5.100,-- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, H.L. Wattel en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 11 mei 2010.