ECLI:NL:OGHNAA:2010:BO1368

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 837/08-H-78/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht inzake verjaring van belastingaanslagen door Landsontvanger

In deze zaak vorderde de naamloze vennootschap Airconditioning Service N.V. een verklaring voor recht dat de invordering van bepaalde belastingaanslagen door de Landsontvanger was verjaard. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba oordeelde dat de burgerlijke rechter bevoegd is om deze vraag te beantwoorden en verwees de zaak terug naar het Gerecht in Eerste Aanleg (GEA). De zaak betreft aanslagen op het gebied van AOV/AWW, AVBZ en OB, die door de Landsontvanger waren opgelegd. Airconditioning Service N.V. had eerder een verzoek ingediend om vast te stellen dat de invordering van deze aanslagen was verjaard, maar dit verzoek was door de Landsontvanger afgewezen. Het Hof stelde vast dat de aanslagen onherroepelijk waren, maar dat de Landsontvanger niet het recht had om deze te innen, omdat het recht op inning was verjaard. Het Hof vernietigde het vonnis van het GEA en verwees de zaak terug, waarbij het de Landsontvanger in de proceskosten van Airconditioning Service N.V. veroordeelde. De uitspraak vond plaats op 28 september 2010.

Uitspraak

UITSPRAAK: 28 september 2010
ZAAKNR.: AR 837/08-H-78/10
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap [W.G.T.]AIRCONDITIONING SERVICE N.V. (hierna [Airconditioning Service N.V.),
gevestigd op Curaçao,
voorheen eiseres, thans appellante,
procederend in persoon,
tegen
de openbare rechtspersoon HET LAND DER NEDERLANDSE ANTILLEN (hierna de Landsontvanger),
zetelend op Curaçao,
voorheen gedaagde, thans geïntimeerde,
in hoger beroep niet verschenen.
1. Verloop van de procedure
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (verder: het GEA) wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis van 24 augustus 2009. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
[Airconditioning Service N.V.] is in hoger beroep gekomen van dit vonnis door indiening op 2 oktober 2009 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA. Zij heeft bij gelijktijdig genomen memorie van grieven uitgebreid toegelicht welke bezwaren zij tegen het vonnis heeft en heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en tot toewijzing van haar vordering met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.
Op de voor pleidooi bepaalde dag heeft [Airconditioning Service N.V.] een pleitnota overgelegd, waarna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
Het door [Airconditioning Service N.V.] ingestelde appel is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat zij daarin kan worden ontvangen.
3. Beoordeling
3.1 Blijkens het inleidend verzoekschrift betreft de onderhavige zaak het volgende.
[Airconditioning Service N.V.] heeft de Landsontvanger verzocht om vast te stellen dat de invordering van een aantal aanslagen die formele rechtskracht hebben, is verjaard. Het betreft hier, zoals het GEA onweersproken heeft vastgesteld, aanslagen betreffende AOV/AWW, AVBZ en OB. Het Hof heeft evenmin bezwaar tegen die vaststelling, zodat daarvan in dit hoger beroep wordt uitgegaan.
De Landsontvanger heeft op die verzoeken afwijzend beslist. Op een door [Airconditioning Service N.V.] ingediend heroverwegingsverzoek is eveneens afwijzend beslist.
Het Hof begrijpt dat [Airconditioning Service N.V.], kort gezegd, vordert een verklaring voor recht dat de invordering van de aanslagen zijn verjaard.
3.2 De aanslagen waarvan [Airconditioning Service N.V.] stelt dat deze zijn verjaard, zijn alle onherroepelijk en, zo begrijpt het Hof, de Landsontvanger wenst tot inning over te gaan. [Airconditioning Service N.V.] verzet zich tegen die inning, niet omdat de aanslagen onjuist zouden zijn, maar omdat het recht op inning zou zijn verjaard. Er bestaat hier te lande geen regeling die de Raad van Beroep voor belastingzaken of de LAR-rechter de bevoegdheid geeft om te oordelen over de vraag of het recht op inning ter zake onherroepelijke aanslagen al dan niet is verjaard. Uit art. 11 e.v. van de Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake van belastingen (Pb 1942, no. 246) volgt dat voor de beantwoording van de vraag of het recht op inning is verjaard, de burgerlijke rechter bevoegd is. Het vonnis van het GEA houdt dan ook geen stand.
Het Hof overweegt nog dat er geen rechtens te respecteren belang bestaat dat meebrengt dat [Airconditioning Service N.V.] de als eerste middels bezwaar bij de Landsontvanger door hem ingeslagen weg moet aflopen. Het volgen van die weg is immers vruchteloos.
3.3 Op grond van art. 282 Rv zal het Hof, nu geen van de in dat artikel genoemde uitzonderingen zich voordoen, de zaak thans verwijzen naar het GEA.
3.4 Gelet op het bovenstaande heeft de Landsontvanger te gelden als in het ongelijk gesteld, zodat deze de proceskosten van [Airconditioning Service N.V.] dient te betalen.
BESLISSING:
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en verwijst de zaak in de stand waarin zich deze bevindt naar het GEA teneinde verder met inachtneming van het in dit vonnis geoordeelde te worden afgedaan;
veroordeelt de Landsontvanger in de aan de zijde van [Airconditioning Service N.V.] gerezen kosten van dit appel, tot op heden begroot op NAF. 326,63 kosten betekening akte van appel en memorie van grieven en NAF. 900,- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, J.P. de Haan en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 28 september 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.