ECLI:NL:ORBAACM:2020:10

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
CUR2017H00014
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Haan
  • Hoefdraad
  • Sybesma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoembaarheid als gevangenbewaarder na opleidingseis in ambtenarenrecht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een groep appellanten die in de functie van gevangenbewaarder zijn benoemd. De appellanten, allen werkzaam in de Strafgevangenis, waren per 1 februari 2012 benoemd tot Aspirant-gevangenbewaarder in tijdelijke dienst, en later per 1 september 2014 tot Gevangenbewaarder in vaste dienst. De aangevallen uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken verklaarde hun bezwaar tegen de benoemingen ongegrond. De appellanten stelden dat zij vanaf 2009 als ambtenaar in de functie van Gevangenbewaarder benoemd hadden moeten worden, maar de Raad oordeelde dat de Regering vrij is in het al dan niet aanstellen van medewerkers als ambtenaar. De Raad bevestigde dat de appellanten pas benoembaar waren als zij voldaan hadden aan de opleidingseis, die zij pas in augustus 2014 hadden voltooid. De Raad oordeelde dat de tijdelijke aanstellingsbesluiten rechtmatig waren en dat de appellanten niet eerder dan bij de aanstellingsbesluiten benoembaar waren. Het hoger beroep werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (RAr 1951)

Uitspraakdatum: 6 maart 2020
Zaaknummer: RvBAz CUR2017H00014

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
Zittingsplaats Curaçao
Uitspraak op het hoger beroep van:

[A1] en 10 anderen,

allen wonend in Curaçao,
appellanten,
gemachtigde: mr. I.F.R.S.A. Moenir-Alam, advocaat,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken (GAz), zittingsplaats Curaçao, van 6 februari 2017, in zaak nr. GAZ 2015/76620, in het geding tussen:
appellanten,
en

de Regering van Curaçao,

geïntimeerde,
gemachtigde: mr. P. Tweeboom, advocaat.

Procesverloop

Bij Landsbesluiten van oktober 2015 zijn appellanten per 1 februari 2012 benoemd tot Aspirant-gevangenbewaarder in tijdelijke dienst, bezoldigd naar schaal 4, trede 1 (de tijdelijke aanstellingsbesluiten). Vervolgens zijn zij bij Landsbesluiten ook van oktober 2015 met ingang van 1 september 2014 benoemd tot Gevangenbewaarder in vaste dienst, bezoldigd naar schaal 5, trede 1 (de aanstellingsbesluiten).
Bij de aangevallen uitspraak heeft het GAz het door appellanten tegen die Landsbesluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen de aangevallen uitspraak hebben appellanten dat zijn alle bij naam op het voorblad van de aangevallen uitspraak genoemde klagers hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 september 2019, waar voor appellanten is verschenen hun gemachtigde, vergezeld door vijf appellanten in persoon ([A1], [A2], [A3], [A4] en [A5]). Voor geïntimeerde is haar gemachtigde verschenen.

Overwegingen

1. Appellanten zijn sedert 2009 werkzaam in de Strafgevangenis, aanvankelijk via de Stichting Beveiligingszorg Justitie (de SBJ) op arbeidsovereenkomst. Nadat de overheid de samenwerking met de SBJ had beëindigd, werden appellanten bij Landsbesluiten van 8 maart 2012 met ingang van 1 februari 2012 in tijdelijke dienst benoemd als aspirant‑beveiligingsmedewerker, bezoldigd naar schaal 4, trede 1.
2. Het betoog van appellanten dat geïntimeerde hen met ingang van de datum in 2009 dat zij in de Strafgevangenis gingen werken als ambtenaar in de functie van Gevangenbewaarder had moeten benoemen, faalt.
Het staat de Regering in beginsel vrij medewerkers al dan niet als ambtenaar aan te stellen. Er is geen grond om te oordelen dat dit hier anders lag. Daarbij hebben appellanten indertijd tegen het Landsbesluit van 8 maart 2012, waarbij zij als aspirant-beveiligingsmedewerker in tijdelijke dienst werden aangesteld, bezoldigd naar schaal 4, trede 1, geen rechtsmiddel ingesteld, zodat van de rechtmatigheid daarvan moet worden uitgegaan. Nu de tijdelijke aanstellingsbesluiten geen verandering brachten in de aanstellingsdatum, noch in de aanvangsbezoldiging, moeten die in zoverre hier ook voor rechtmatig worden gehouden.
3. Verder heeft het GAz terecht overwogen dat appellanten pas als Gevangenbewaarder in vaste dienst benoemd konden worden, nadat zij hadden voldaan aan het benoemingsvereiste van een voltooide dienstopleiding (de opleidingseis). Nu vaststaat dat appellanten die opleiding in augustus 2014 hebben voltooid, waren zij niet eerder dan bij de aanstellingsbesluiten is geschied als Gevangenbewaarder in vaste dienst, bezoldigd naar schaal 5, benoembaar. Ook in hoger beroep hebben appellanten geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat geïntimeerde het rechtens te beschermen vertrouwen zou hebben gewekt dat de opleidingseis voor appelanten niet zou gelden, of dat ten aanzien van collega’s in gelijke omstandigheden die opleidingseis niet is gesteld. Dat bij de toepasselijke carrièrelijn onderscheid wordt gemaakt tussen medewerkers met en zonder relevante opleiding acht de Raad niet ontoelaatbaar. Overigens heeft geïntimeerde onweersproken aangevoerd dat collega’s van appellanten bij de SBJ die al in 2010 succesvol hadden gesolliciteerd voor een aanstelling binnen de Strafgevangenis op 15 maart 2011 werden benoemd als aspirant-gevangenbewaarder, bezoldigd naar schaal 2. Zo bezien, heeft geïntimeerde appellanten beslist niet te kort gedaan door hen vanaf 1 februari 2012 te bezoldigen naar schaal 4, om daarmee recht te doen aan hun ervaringsjaren.
4. De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak kan worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat dan ook geen grond.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mrs. Haan, voorzitter, Hoefdraad en Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.