ECLI:NL:ORBAACM:2021:57

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
AUA2017H00064
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • J. Sybesma
  • L.C. Hoefdraad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de disciplinaire straf van ontslag van een ambtenaar in het licht van bijzondere omstandigheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, waarbij de disciplinaire straf van ontslag van de geïntimeerde, een gevangenisinrichtingswerker bij het Korrektie Instituut Aruba, werd herzien. De appellant, de Gouverneur van Aruba, had de disciplinaire straf opgelegd na een strafrechtelijke veroordeling van de geïntimeerde wegens geweld en mishandeling. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken oordeelt dat, hoewel de integriteit van ambtenaren van groot belang is, de opgelegde straf in dit specifieke geval disproportioneel is. De Raad overweegt dat de geïntimeerde na een korte schorsing zijn werk weer heeft hervat en zijn loopbaan succesvol heeft voortgezet. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en veroordeelt de appellant tot betaling van de proceskosten van de geïntimeerde in hoger beroep.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
appellant,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen, werkzaam bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba van 26 juni 2017, zaaknummer GAZA-2620/2015, in het geding tussen:
[geïntimeerde],
wonend in Aruba,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. S.O.R.G. Faarup, advocaat,
en
appellant.

Procesverloop

Bij landsbesluit van 24 september 2015 (Landsbesluit) heeft appellant geïntimeerde met toepassing van artikel 83, eerste lid, onder i, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) de disciplinaire straf van ontslag opgelegd, althans hem met toepassing van artikel 98, eerste lid, onder f, van de Lma (ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken) eervol ontslag verleend. Voor zover deze ontslaggronden komen te vervallen, heeft appellant geïntimeerde ontslag verleend met toepassing van artikel 98, eerste lid, onder d, van de Lma (ontslag op grond van onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf).
Appellant heeft tegen het Landsbesluit bezwaar gemaakt.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de beslissing van het Landsbesluit gewijzigd en appellant veroordeeld tot betaling aan geïntimeerde van door hem gemaakte proceskosten.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2021, waar appellant zich heeft doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Geïntimeerde is in persoon verschenen met bijstand van zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.2.
Geïntimeerde, sinds lang gevangenisinrichtingswerker bij het Korrektie Instituut Aruba (KIA) van de Dienst Gevangeniswezen Aruba, is op 19 januari 2014 betrokken geweest bij een vechtpartij in privé. Hij is in hechtenis genomen en hem is de toegang tot de dienst ontzegd. Op 30 januari 2014 is hij in vrijheid gesteld.
1.3.
Nadat geïntimeerde bij landsbesluit van 21 mei 2014 is geschorst in zijn ambt heeft hij op beslissing van de Minister van Justitie op 12 januari 2015 zijn werk weer hervat.
1.4.
Bij onherroepelijk vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba van 30 april 2015 is geïntimeerde strafrechtelijk veroordeeld wegens het plegen van geweld en het medeplegen van mishandeling, beide in privé.
1.5.
Geïntimeerde heeft zich schriftelijk verantwoord.
1.6.
Bij het Landsbesluit heeft appellant geïntimeerde ontslag verleend op de alternatieve gronden als vermeld onder het kopje ‘procesverloop’.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het door geïntimeerde tegen het Landsbesluit gemaakte bezwaar gegrond verklaard. Het Gerecht heeft de beslissing van het Landsbesluit aldus gewijzigd dat aan geïntimeerde met toepassing van artikel 83, eerste lid, onder i, in samenhang met het vierde lid, van de Lma de disciplinaire straf van ontslag wordt opgelegd onder bepaling dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, indien de betrokkene zich gedurende een termijn van één jaar niet schuldig maakt aan een soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim.
2.1.
Daartoe heeft het Gerecht overwogen dat het betoog van geïntimeerde dat de hem opgelegde straf disproportioneel is, slaagt. Geïntimeerde heeft terecht het standpunt ingenomen dat ook strafbare feiten, begaan in de privésfeer, aanleiding kunnen geven tot disciplinaire maatregelen. Bij de vraag welke maatregel gepast is, dienen alle feiten en omstandigheden in aanmerking te worden genomen. Dat het feit begaan is in de privésfeer, is daar één van. Het Gerecht acht het van belang dat geïntimeerde, na ontzegging van de toegang en schorsing, op zijn verzoek vanaf januari 2015 zijn werk weer heeft kunnen hervatten. Hoewel de ernst van de verdenking tegen geïntimeerde duidelijk was, is daarin kennelijk geen beletsel gezien. Onbetwist is dat geïntimeerde weer naar tevredenheid heeft gefunctioneerd.
3. Appellant kan zich met die uitspraak niet verenigen.
3.1.
Appellant heeft bij beroepschrift gesteld dat hij de overwegingen van het Gerecht onbegrijpelijk acht en heeft verwezen naar de vaste jurisprudentie in dit soort zaken. Hij heeft erop gewezen dat appellant hoge eisen stelt aan de integriteit van de landsdienaren en hij achtte de onvoorwaardelijke straf van ontslag niet disproportioneel.
3.2.
Ter zitting heeft de gemachtigde van appellant de Raad in kennis gesteld van de ontwikkelingen die zich in deze zaak hebben voorgedaan nadat de aangevallen uitspraak was gedaan. Hangende het hoger beroep heeft appellant het dienstverband van geïntimeerde bij het KIA hersteld. Reeds snel is geïntimeerde weer bij het KIA aan het werk gegaan en hij is in 2019 met terugwerkende kracht tot 2015 bevorderd. Kort geleden is geïntimeerde in aanmerking gebracht voor het volgen van een kadercursus. Men is tevreden over de wijze waarop geïntimeerde functioneert. De gemachtigde van appellant brengt ook onder de aandacht dat er inmiddels wel een heel lange periode is verstreken sinds geïntimeerde zich heeft schuldig gemaakt aan het hem verweten plichtsverzuim. Appellants gemachtigde heeft de Raad laten weten dat hij niettemin niet gemachtigd is tot intrekking van het hoger beroep.
4. Geïntimeerde is van opvatting dat het hoger beroep niet kan slagen.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1.
Appellant heeft bij het nemen van het Landsbesluit overwogen dat de overheid hoge eisen stelt aan de integriteit en betrouwbaarheid van haar landsdienaren. Als er naar aanleiding van het handelen van een ambtenaar ernstige twijfels zijn gerezen ten aanzien van zijn integriteit, wordt in de rechtspraak in het algemeen aanvaard dat daarop met een disciplinaire straf wordt gereageerd. In een geval als hier, waar het gaat om een ambtenaar in dienst van het KIA die zich schuldig heeft gemaakt aan het vermelde strafbare feit, komt het opleggen van de zwaarste straf van onvoorwaardelijk ontslag bepaald in beeld. Het zou een verkeerd signaal (kunnen) geven als de betrokkene in dienst zou worden gehandhaafd.
5.2.
Is dus het hanteren van een strenge maatstaf en het leggen van nadruk op de vereiste integriteit van een medewerker als geïntimeerde begrijpelijk en wordt deze in de vaste rechtspraak aanvaard, in de bijzondere omstandigheden van het geval kan het opleggen van de zwaarste straf niet evenwichtig worden geacht. Die situatie doet zich hier voor. Niet alleen mocht geïntimeerde na een relatief korte schorsing zijn werk weer hervatten, ook werd, zoals onder 3.2 is weergegeven, zijn dienstverband weer snel hersteld en kon geïntimeerde zijn loopbaan succesvol en tot genoegen van de dienst tot op de dag van vandaag voortzetten.
5.3.
De Raad kan daaraan slechts de gevolgtrekking verbinden dat het door het Gerecht gegeven oordeel dat het onvoorwaardelijk ontslag, alle omstandigheden in aanmerking genomen, disproportioneel is, voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad ziet aanleiding appellant te veroordelen in de proceskosten van geïntimeerde in hoger beroep. Deze worden bepaald op een bedrag van Afl. 1.400,00.

Beslissing

De Raad:
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt appellant tot betaling aan geïntimeerde van zijn proceskosten in hoger beroep tot een bedrag van Afl. 1.400,00 (zegge: eenduizend en vierhonderd gulden) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus gegeven door mr. H.A.A.G. Vermeulen, voorzitter en mrs. J. Sybesma en L.C. Hoefdraad, leden, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.