ECLI:NL:ORBAACM:2021:63

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
AUA2018H00172
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • J. Sybesma
  • L.C. Hoefdraad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inkoop van pensioenrechten door ambtenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De zaak betreft de inkoop van pensioenrechten door een ambtenaar die sinds 1 januari 2015 in vaste dienst is. De Minister had een beschikking uitgevaardigd waarin de voorwaarden voor de inkoop van pensioenrechten werden uiteengezet. De ambtenaar maakte bezwaar tegen deze beschikking, omdat hij vond dat de periode waarover hij pensioenrechten kon inkopen, eerder had moeten ingaan. Het Gerecht verklaarde het bezwaar van de ambtenaar gegrond en vernietigde de beschikking van de Minister, wat leidde tot het hoger beroep.

De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak op 24 augustus 2021 behandeld. De Raad oordeelde dat de beschikking van de Minister als een voor bezwaar vatbare beslissing moet worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat de Minister bevoegd was om de beschikking te nemen en dat het Gerecht ten onrechte had geoordeeld dat de beschikking onbevoegd was genomen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van het Gerecht en verklaarde het bezwaar van de ambtenaar alsnog ongegrond. Tevens werd de Minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de ambtenaar in hoger beroep.

De Raad benadrukte dat de beschikking enkel betrekking had op de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2015 en dat eventuele aanspraken op verdere terugwerking van de inkoopperiode niet door deze uitspraak werden geblokkeerd. De Raad oordeelde dat de ambtenaar nog steeds de mogelijkheid had om andere juridische stappen te ondernemen met betrekking tot zijn pensioenrechten.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
DE MINISTER VAN FINANCIËN, ECONOMISCHE ZAKEN EN CULTUUR,
appellant,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia, werkzaam bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba van 31 juli 2018, zaaknummer GAZA AUA201800420, in het geding tussen:
[geïntimeerde],
wonend in Aruba,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
en
appellant.

Procesverloop

Bij brief van 7 november 2017 (Brief; hierna ook: Beschikking) heeft appellant de aandacht van geïntimeerde gevraagd voor het feit dat de ministerraad op 15 juli 2016 heeft besloten op welke wijze werknemers van de overheid die reeds lang ambtenaren zijn, maar niet van een pensioenvoorziening genieten, hun pensioenrechten kunnen inkopen. In een bijlage bij de Brief is de berekening uiteengezet van het bedrag dat ingekocht dient te worden door geïntimeerde en het Land.
Geïntimeerde heeft tegen de Beschikking bezwaar gemaakt.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de Beschikking vernietigd; tevens is appellant veroordeeld in de proceskosten van geïntimeerde.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2021, waar appellant zich heeft doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Geïntimeerde is in persoon verschenen met bijstand van zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.2.
Geïntimeerde, sinds lang werkzaam in overheidsdienst, is ingevolge het landsbesluit van 3 februari 2015, no. 61, sedert 1 januari 2015 ambtenaar in vaste dienst; met ingang van die datum is hij ook als deelnemer opgenomen in de het pensioenfonds van de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba (APFA).
1.3.
Nadat de ministerraad in 2016 akkoord was gegaan met de mogelijkheid van inkoop van pensioenrechten van ambtenaren als geïntimeerde, met ingang van 1 januari 2012, heeft geïntimeerde de Beschikking ontvangen.
1.4.
Geïntimeerde heeft tegen de Beschikking bezwaar gemaakt omdat hij zich niet kon verenigen met de periode waarover de inkoop van pensioenrechten mogelijk is gemaakt. Hij wenste die periode te laten aanvangen op 1 maart 2009, althans vanaf 1 juli 2009 of vanaf 1 januari 2010.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het Gerecht niet toegekomen aan een inhoudelijk oordeel over dit bezwaar. Het Gerecht heeft overwogen dat ingevolge artikel 4, aanhef en onder b, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) voor de toepassing van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften onder het bevoegde gezag de Gouverneur moet worden verstaan. Het Gerecht overweegt dan ook dat een beslissing omtrent het inkopen van pensioenrechten door een ambtenaar aan de Gouverneur als bevoegd gezag is voorbehouden. Dat betekent dat de Beschikking onbevoegd is genomen en reeds op grond hiervan vernietigd dient te worden, aldus het Gerecht.
3. Appellant kan zich met die uitspraak niet verenigen. In zijn beroepschrift stelt hij dat de overweging over de Lma hier onjuist is. Met de inwerkingtreding van de Landsverordening privatisering APFA uit 2005 is zijns inziens de Gouverneur niet langer het bevoegd gezag voor wat betreft de inkoop van pensioenen. Ingevolgde artikel 3 van die landsverordening is appellant thans bevoegd gezag.
4. Geïntimeerde kan appellant volgen dat in de Landsverordening privatisering APFA appellant wordt gemachtigd om met de APFA een overeenkomst naar burgerlijk recht te sluiten, zodat appellant aangemerkt zou kunnen worden als bevoegd gezag. Wel tekent geïntimeerde hierbij aan dat het sluiten van de overeenkomst dient te geschieden in overeenstemming met de minister van Algemene Zaken. Nu dit niet is geschiedt moet de Beschikking om deze reden worden vernietigd.
Materieel is geïntimeerde van opvatting dat hij vanaf 1 maart 2009, althans vanaf 1 juli 2009 of vanaf 1 januari 2010 pensioenrechten moet kunnen inkopen.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1.
In dit geding is primair de vraag aan de orde of de Beschikking terecht is genomen door appellant en – voorafgaand – of de Beschikking kan worden aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beslissing. De Beschikking wordt inmiddels door appellant opgevat als grondslag voor de inhouding op de bezoldiging van geïntimeerde van bedragen voor de inkoop van pensioenrechten over de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2015. Dit acht appellant terecht mede in het belang van geïntimeerde die immers voor die periode in ieder geval in aanmerking wil komen voor inkoop van pensioenrechten. Gegeven de voorafgaande besluitvorming in de ministerraad zal de Raad de grief betreffende de betrokkenheid van de minister van Algemene Zaken, wat daarvan verder zij, passeren.
5.2.
Uit het samenstel van bepalingen uit de Landsverordening privatisering APFA en het NPR2014 kan worden afgeleid dat APFA op verzoek van appellant, namens het Land als werkgever, kan toestaan dat een groep deelnemers hun pensioen inkoopt. Door appellant is gewag gemaakt van een instemming van het APFA met de mogelijkheid van inkoop van pensioenrechten over de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2015 voor een groep ambtenaren (de zogenaamde witte vlek) waartoe geïntimeerde behoort. Kennelijk ligt daaraan een overeenstemming ten grondslag van het Land als werkgever en de vakbonden van overheidspersoneel.
5.3.
Hoewel de juridische constructie van de inkoop niet alleen complex is maar ook aanleiding kan geven tot vragen over het karakter van de hier door de overheid jegens een betrokken ambtenaar te nemen beslissingen, aanvaardt de Raad, mede uit een oogpunt van toegankelijke rechtsbescherming dat, waar appellant is aangewezen om namens het Land als werkgever op te treden, hij tevens kan worden aangemerkt als administratief orgaan dat bevoegd is jegens een ambtenaar als geïntimeerde een beslissing te nemen als hier in de Beschikking aan de orde.
5.4.
De aangevallen uitspraak, waarbij appellant niet bevoegd is geacht, moet dus worden vernietigd. In de omstandigheden van het geval, waar geïntimeerde zich kan vinden in de beslissing betreffende de periode van 2012 tot 2015, de enige periode die door het meergenoemde stelsel van wettelijke voorschriften en van afspraken tussen de overheid en de vakbonden wordt bestreken, is er geen grond voor terugwijzing van de zaak naar het Gerecht. De Raad kan de zaak zelf afdoen: het bezwaar is ongegrond.
5.5.
Omdat - het zij hier herhaald - het vermelde samenstel van regels en afspraken slechts betrekking heeft op de jaren 2012 tot 2015, heeft de Beschikking geen betrekking op de door geïntimeerde gewenste verdergaande terugwerking van de inkoopperiode en behoefde die Beschikking daarop ook geen betrekking te hebben.
De eventuele aanspraak op verdere terugwerking van de mogelijkheid van inkoop van pensioenrechten is niet afhankelijk van meerbedoeld stelsel. Een in te stellen actie van geïntimeerde tegen bij voorbeeld het al dan niet onrechtmatig ontbreken van een eerdere benoeming in pensioengerechtigde dienst wordt door deze uitspraak van de Raad niet geblokkeerd.
6. De slotsom is dat bij de aangevallen uitspraak het bezwaar ten onrechte gegrond is verklaard. De uitspraak moet in zoverre worden vernietigd en het bezwaar moet alsnog ongegrond worden verklaard.
6.1.
Omdat de Brief aan duidelijkheid te wensen overlaat - er wordt aandacht gevraagd voor een besluit van de ministerraad “op welke wijze werknemers van de overheid ... hun pensioenrechten kunnen inkopen” en vervolgens is er de tekst: “Het volgende is ingestemd: de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2015 wordt ingekocht ... waarbij de inkoop van het werknemersdeel wordt bekostigd door de individuele werknemer...” - komt het de Raad juist voor, zij het op andere gronden, dat het Gerecht appellant heeft veroordeeld in de proceskosten van geïntimeerde. In zoverre moet de aangevallen uitspraak in stand worden gelaten.
7. De Raad ziet in hetgeen hij heeft overwogen over het complexe stelsel van regelgeving en afspraken en over vragen die dit voor partijen oproept, aanleiding appellant te veroordelen in geïntimeerdes proceskosten in hoger beroep. Deze worden vastgesteld op Afl. 1.400,00.

Beslissing

De Raad:
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het bezwaar gegrond is verklaard en de Beschikking is vernietigd;
- verklaart het bezwaar tegen de Beschikking alsnog ongegrond;
- veroordeelt appellant tot betaling aan geïntimeerde van zijn proceskosten in hoger beroep tot een bedrag van Afl. 1.400,00 (zegge: eenduizend en vierhonderd gulden) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus gegeven door mr. H.A.A.G. Vermeulen, voorzitter en mrs. J. Sybesma en L.C. Hoefdraad, leden, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.