ECLI:NL:ORBAACM:2022:106

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
AUA2021H00026
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • J. Sybesma
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag van politieambtenaar wegens alcoholmisbruik en geweld

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, waarin de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag van een politieambtenaar werd omgezet in een schriftelijke berisping. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan. De zaak betreft een politieambtenaar die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere gedragingen, waaronder alcoholmisbruik, huiselijk geweld en oncollegiaal gedrag. De Gouverneur had de disciplinaire straf van ontslag opgelegd, maar het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de mishandeling van de echtgenote en dat het alcoholgebruik niet als plichtsverzuim kon worden aangemerkt. De Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de Gouverneur terecht de disciplinaire straf heeft opgelegd, gezien de aard en ernst van de gedragingen van de ambtenaar. De Raad heeft de eerdere uitspraak van het Gerecht vernietigd en het bezwaar van de ambtenaar tegen het Landsbesluit ongegrond verklaard. De Raad benadrukt dat aan politieambtenaren hoge eisen worden gesteld op het gebied van integriteit en gedrag, en dat de gedragingen van de ambtenaar niet passen bij zijn functie.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 12 oktober 2022
Zaaknummer: AUA2021H00026

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
appellant,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van 21 januari 2021, zaaknummer GAZA AUA202002678 (ECLI:NL:OGEAA:2021:3; aangevallen uitspraak)
in het geding tussen:
[Geïntimeerde],
wonend in Aruba,
geïntimeerde,
gemachtigde: advocaat mr. D.G. Illes,
en
appellant.

Procesverloop

Bij zijn landsbesluit van 6 oktober 2020 (Landsbesluit) heeft appellant aan geïntimeerde met onmiddellijke ingang de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Subsidiair is bij het Landsbesluit besloten geïntimeerde met toepassing van artikel 98, lid 1, aanhef en onder f, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) eervol ontslag te verlenen vanwege onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt van politieambtenaar, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken (functionele ongeschiktheid).
Het Gerecht heeft het door geïntimeerde tegen het Landsbesluit gemaakte bezwaar gegrond verklaard en heeft het Landsbesluit aldus gewijzigd dat aan geïntimeerde met toepassing van artikel 83, lid 1, aanhef en onder a, van de Lma de disciplinaire straf van schriftelijke berisping wordt opgelegd. Appellant is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van geïntimeerde, begroot op Afl. 1.400,00.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Appellant heeft nadien nog producties ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 september 2022, waar appellant is verschenen bij zijn gemachtigde en waar geïntimeerde in persoon is verschenen met bijstand van zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De Raad gaat op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Geïntimeerde was ten tijde van belang werkzaam als politieambtenaar in dienst van het Korps Politie Aruba (KPA). Na eerdere ongepaste gedragingen hebben zich in 2018 en 2019 incidenten voorgedaan waarbij geïntimeerde deviant gedrag heeft vertoond als gevolg van drankproblemen. Op aanraden van de officier van justitie heeft in januari 2019 een gesprek plaatsgevonden tussen het hoofd van het Bureau Integriteit en Veiligheid, het hoofd van de Staf Korpschef (KC) en geïntimeerde over geïntimeerdes excessieve alcoholgebruik. Na een gesprek met de waarnemend KC heeft deze laatste op 2 mei 2019 aan geïntimeerde nog een kans gegeven door hem te plaatsen bij het Team Bijzondere Projecten (TBP) op de Centrale Post.
1.2.
Op 28 juni 2019 heeft geïntimeerde meerdere gedragingen vertoond die aanleiding hebben gegeven tot betrokkenheid van KPA-collega’s en tot aangifte door de echtgenote van geïntimeerde van ernstige misdragingen van hem jegens haar.
1.3.
Met ingang van 16 juli 2019 is geïntimeerde de toegang tot het werk ontzegd en is hem de aankondiging gedaan van een strafrechtelijk en een disciplinair onderzoek. Bij landsbesluit van 5 november 2019 is geïntimeerde geschorst.
1.4.
Op basis van een uitgebreide rapportage van het Departamento Recurso Humano heeft de Minister van Justitie geïntimeerde in de gelegenheid gesteld zich te verantwoorden voor de aan hem verweten gedragingen. Geïntimeerde heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.5.
Bij het Landsbesluit van 6 oktober 2020 is aan geïntimeerde met onmiddellijke ingang de straf van ontslag opgelegd. Daarbij is geïntimeerde verweten dat
- hij op 28 juni 2019 onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde, terwijl hij met de dienstwagen op de openbare weg reed naar een concert;
- hij op 28 juni 2019 misbruik maakte van zijn ambt om gratis toegang te krijgen tot het concert;
- hij op 28 juni 2019 onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde terwijl hij oproepbaar was voor het Team Bijzondere Projecten;
- hij op 28 juni 2019 tijdens het concert zijn echtgenote in het openbaar uitschold, beledigde en mishandelde;
- hij op 28 juni 2019 zijn meerdere in rang in het openbaar uitschold, beledigde, met zijn wijsvinger bijna haar gezicht raakte en haar op het rangonderscheidingsteken tikte;
- hij zijn echtgenote voor 28 juni 2019 meerdere malen mishandeld had en zij ten gevolge van de mishandeling hematomen en blauwe plekken aan haar rechter boven- en onderknie, linkerknie en haar hals vertoonde.
1.6.
Bij het Landsbesluit is subsidiair besloten geïntimeerde met toepassing van artikel 98, lid 1, aanhef en onder f, van de Lma eervol ontslag te verlenen vanwege functionele ongeschiktheid.
2. Het Gerecht heeft bij de aangevallen uitspraak het bezwaar tegen het Landsbesluit gegrond verklaard.
2.1.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat het uit het verhandelde ter zitting en uit de zich in het dossier bevindende stukken onvoldoende de overtuiging heeft gekregen dat geïntimeerde zijn echtgenote op 28 juni 2019 heeft mishandeld. Het Gerecht heeft evenmin voldoende de overtuiging gekregen dat geïntimeerde op 28 juni 2019 onder invloed van alcohol een dienstwagen heeft bestuurd. Omdat geïntimeerde op 28 juni 2019 geen piketdienst had en evenmin oproepbaar was, kan het enkele feit dat hij die avond drie à vier biertjes heeft gedronken, niet als plichtsverzuim worden aangemerkt. Naar het oordeel van het Gerecht heeft appellant onvoldoende onderbouwd dat geïntimeerde misbruik van zijn functie heeft gemaakt om gratis toegang tot het concert te krijgen.
2.2.
Voor het Gerecht is wel voldoende komen vast te staan dat geïntimeerde tijdens het concert op 28 juni 2019 uiterst geëmotioneerd is geraakt en zich ongepast heeft gedragen ten opzichte van zijn collega’s en in het bijzonder geen respect heeft getoond aan zijn meerdere in rang door haar in het openbaar uit te schelden en aan te raken c.q. te duwen. Appellant heeft dit gedrag terecht als plichtsverzuim gekwalificeerd. Daarom heeft het Gerecht in de aangevallen uitspraak zelf aan geïntimeerde de disciplinaire straf van schriftelijke berisping opgelegd.
2.3.
Het Gerecht heeft ook het bezwaar tegen de subsidiaire ontslaggrond gegrond geacht. Ook dat ontslag is immers gebaseerd op hetzelfde in het Landsbesluit omschreven feitencomplex en voorhanden zijnde bewijs. Daarenboven is aan geïntimeerde geen verbetertraject gegund, hetgeen van het Land als een goede werkgever wel kan worden verwacht, aldus het Gerecht.
3. Appellant kan zich niet vinden in de aangevallen uitspraak.
3.1.
Appellant heeft met betrekking tot de mishandeling door geïntimeerde van zijn echtgenote verwezen naar processen-verbaal met een duidelijke verklaring van de echtgenote over mishandelingen in de periode kort voor het concert en tijdens het concert. In die processen-verbaal verklaren drie agenten dat de echtgenote blauwe plekken aanwees van de vorige en huidige mishandeling. Er zitten foto’s van verwondingen in het dossier behorend bij een proces-verbaal van 1 juli 2019 waaruit blijkt dat die foto’s dateren van mei 2019 en 16 juni 2019. Appellant is daarom van mening dat de mishandeling voldoende steun vindt in de verklaring van de echtgenote, de verklaringen van de politieambtenaren daarover en in de foto’s.
3.2.
Dat het Openbaar Ministerie niet tot strafvervolging is overgegaan, doet naar het oordeel van appellant niet af aan het feit dat geïntimeerde zich door de mishandelingen van zijn echtgenote heeft schuldig gemaakt aan ernstig plichtsverzuim.
3.3.
Met betrekking tot het geïntimeerde verweten overmatige alcoholgebruik verwijst appellant naar de verklaringen van drie met name genoemde politieambtenaren. De verklaring van politieagent [X]] luidt: “Ik zei tegen hem dat ik met hem niet zou discussiëren omdat hij onder invloed van alcohol verkeerde. [Geïntimeerde] rook naar het inwendig gebruik van alcohol en zag er boos uit. Gezien zijn gedrag tegenover mij en het feit dat hij naar alcohol rook, kreeg ik de indruk dat hij onder invloed van alcohol verkeerde.” Politieambtenaar [Y] verklaarde dat geïntimeerde ‘vermoedelijk onder invloed van alcoholhoudende drank was en zich zeer onbeschoft gedroeg tegenover zijn collega’s. Politieambtenaar [Z] stelde dat de adem van geïntimeerde sterk naar alcoholhoudende drank stonk.
Verder is er de geloofwaardige verklaring daarover van de echtgenote die ook over de door geïntimeerde oneigenlijk geregelde gratis toegang tot het concert een geloofwaardige verklaring heeft afgelegd.
3.4.
Appellant leidt uit deze verklaringen af dat geïntimeerde onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde en zo de dienstwagen heeft bestuurd. Dat wordt ondersteund door de eigen verklaring van geïntimeerde waarin hij erkende drie à vier biertjes te hebben gedronken. Hier komt nog bij dat geïntimeerde oproepbaar was voor de dienst, zoals hij heeft erkend. Daaraan doet niet af dat hij als laatste gebeld zou worden indien noodzakelijk en dat hij, naar eigen zeggen, zou kunnen weigeren. Deze laatste stelling van geïntimeerde blijkt nergens uit, aldus appellant.
3.5.
Appellant kan zich verder niet vinden in het oordeel van het Gerecht dat (ook) het ontslag wegens functionele ongeschiktheid de rechterlijke toetsing niet kan doorstaan.
3.6.
Appellant stelt in dat verband dat geïntimeerde met zijn, uit het dossier blijkende, gedragingen bestaande uit alcoholmisbruik, mishandeling en andere een politieman onwaardig gedrag heeft laten zien dat hij niet over de eigenschappen, mentaliteit en instelling beschikt die voor het op goede wijze vervullen van zijn functie zijn vereist. Met dit gedrag heeft geïntimeerde herhaaldelijk ook zijn collega’s in verlegenheid gebracht.
3.7.
Appellant heeft erop gewezen dat geïntimeerde is gewaarschuwd voor gevolgen van zijn gedragingen en dat hem hulp is geboden. Verwezen is naar het gesprek in januari 2019 en naar de hem in mei 2019 geboden kans door de plaatsing bij het TBP.
4. Geïntimeerde is van mening dat het hoger beroep van appellant geen doel treft.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1.
Volgens vaste rechtspraak behoort een strafontslag wegens plichtsverzuim te berusten op een eigenstandige feitenvaststelling door appellant. Op die feitenvaststelling zijn niet de in het strafrecht geldende, zeer strikte bewijsregels van toepassing. Wél geldt dat op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging moet kunnen zijn verkregen dat de ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging(en) heeft schuldig gemaakt.
5.2.
De Raad volgt appellant in zijn tegen de aangevallen uitspraak gerichte gronden. Appellant heeft terecht gewezen op de processen-verbaal en rapporten in het dossier die zodanige gegevens bevatten over de geïntimeerde verweten gedragingen dat de overtuiging kan worden verkregen dat geïntimeerde zich aan - het overgrote deel van - die gedragingen heeft schuldig gemaakt.
5.3.
Geïntimeerde heeft met de verweten gedragingen niet gehandeld zoals een goed politieambtenaar in gelijke omstandigheden behoort te doen en om die reden leveren deze gedragingen ernstig plichtsverzuim op als bedoeld in artikel 82 van de Lma. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat gelet op zijn functie van politieambtenaar aan geïntimeerde hoge eisen mogen worden gesteld ten aanzien van integriteit en gedrag. Appellant heeft terecht gewezen op de voorbeeldfunctie die geïntimeerde als politieambtenaar vervult en die door zijn gedragingen schade heeft berokkend aan het imago en de goede naam van het KPA. De aard en het karakter van de misdragingen - alcoholmisbruik, toepassen van (huiselijk) geweld en publiekelijk oncollegiaal gedrag - bieden de basis voor het opleggen van de zwaarste disciplinaire straf.
5.4.
De Raad overweegt ten overvloede dat hij appellant geheel volgt in zijn betoog betreffende het subsidiair in het Landsbesluit vervatte ontslag wegens functionele ongeschiktheid. Door zijn op 28 juni 2019 en ook eerder vertoonde gedragingen in de sfeer van alcoholmisbruik en mishandeling en door het een politieman ook overigens niet passend gedrag heeft geïntimeerde laten zien dat hij niet over de eigenschappen, mentaliteit en instelling beschikt die voor het op goede wijze vervullen van zijn functie zijn vereist. Appellant heeft geïntimeerde gewaarschuwd en hem de kans geboden zijn functioneren te verbeteren.
6. De slotsom is dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het bezwaar van geïntimeerde tegen het Landsbesluit moet alsnog ongegrond worden verklaard.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De Raad van Beroep:
vernietigt de aangevallen uitspraak;
verklaart het bezwaar tegen het Landsbesluit alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is gewezen door mr. H.A.A.G. Vermeulen, voorzitter, en mrs. J. Sybesma en A.H.M. van de Leur, leden, en is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022.