Uitspraak
RAAD VAN BEROEP
20 juli 2020, GAZA AUA201904102 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant, werkzaam als administratief medewerker heffing op het Departamento di Impuesto in Aruba, die een verzoek om bevordering heeft ingediend. Het verzoek om bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klas en commies werd afgewezen door de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie op 28 september 2016. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, wat leidde tot een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 20 juli 2020, waarin het bezwaar gegrond werd verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand bleven. De appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft de zaak behandeld op 13 april 2022. De appellant heeft aangevoerd dat de afwijzing van zijn bevorderingsverzoek onterecht was, onder andere omdat hij niet kon worden beoordeeld vanwege veelvuldige afwezigheid. De Raad heeft vastgesteld dat de Gouverneur overtuigend heeft uiteengezet dat de appellant in de referentieperiode niet beoordeeld kon worden, en dat de afwijzing van het bevorderingsverzoek deugdelijk was onderbouwd. De Raad heeft de gedektverklaring door het Gerecht bevestigd en geoordeeld dat er geen strijd was met het gelijkheidsbeginsel.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van de appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder veroordeling in proceskosten.