ECLI:NL:ORBAACM:2022:83

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
AUA2018H00239
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift in ambtenarenzaken

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, de Gouverneur van Aruba, had bezwaar gemaakt tegen een disciplinaire straf die hem was opgelegd door verweerder, die werkzaam is bij het Departamento di Recurso Humano. De disciplinaire straf bestond uit een gedeeltelijke inhouding van het inkomen van de appellant ter hoogte van Afl. 500,-, opgelegd vanwege het verlaten van zijn post zonder aflossing op 16 november 2016.

Het Gerecht had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift een dag te laat was ingediend. De Raad oordeelde dat de datum op het ontvangstbewijs, 23 oktober 2017, leidend is en dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het bestreden besluit pas op 24 oktober 2017 heeft ontvangen. De Raad heeft de argumenten van de appellant, waaronder de verklaring van een vakbondsmedewerkster en het werkrooster, niet overtuigend geacht.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van het Gerecht en oordeelde dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt. De Raad besloot dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:

[Appellant],

wonende in Aruba,
appellant,
gemachtigde: mr. R.P. Lee, rechtsbijstandverlener,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
1 oktober 2018, AUA201703208 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant,
en

de Gouverneur van Aruba,

verweerder,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia, werkzaam bij Departamento di Recurso Humano.

Procesverloop

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Appellant en verweerder hebben ermee ingestemd dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Appellant en verweerder hebben een pleitnota ingediend en vervolgens op elkaars pleitnota gereageerd.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is werkzaam bij het Cuerpo Especial Arubano (CEA) in de functie van beveiligingsambtenaar.
1.2.
Bij landsbesluit van 11 oktober 2017 heeft verweerder aan appellant de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van het inkomen ter hoogte van
Afl. 500,- opgelegd (bestreden besluit). Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat appellant, in strijd met de regels van CEA, op 16 november 2016, toen zijn dienst erop zat, zijn post heeft verlaten zonder te wachten op zijn aflossing.
2. Het Gerecht heeft het door appellant tegen het bestreden besluit gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant het bezwaarschrift een dag te laat heeft ingediend. Daartoe heeft het Gerecht het volgende overwogen. Uitgegaan moet worden van de datum die appellant zelf op het ontvangstbewijs van het bestreden besluit heeft genoteerd, namelijk 23 oktober 2017. Er is geen reden te veronderstellen dat appellant de datum verkeerd heeft vermeld. Dat de medewerkster van de vakbond, die het bezwaarschrift voor appellant heeft ingediend, 24 oktober 2017 op haar aantekenblad heeft vermeld als de dag waarop appellant naar de vakbond is gegaan doet hieraan niet af.
3. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Daarbij heeft appellant het volgende aangevoerd. Het Gerecht heeft in zijn oordeel ten onrechte niet betrokken dat de vakbondsmedewerkster in het bezwaarschrift van 22 november 2017 de datum van 24 oktober 2017 heeft vermeld, zonder dat zij ervan op de hoogte was dat appellant abusievelijk op het ontvangstbewijs de datum van
23 oktober 2017 had vermeld. Bovendien werkt deze medewerkster alleen op dinsdag en donderdag, dus kon het niet anders dan dat appellant het bestreden besluit op dinsdag 24 oktober 2017 heeft ontvangen. Ook blijkt uit een tweetal whatsapp-gesprekken tussen de vakbondsmedewerkster en de gemachtigde van appellant dat appellant het bezwaarschrift tijdig heeft ingediend. Verder hebben
meer collega’s van appellant op 24 oktober 2017 een landsbesluit ontvangen. Dat appellant volgens het werkrooster op 24 oktober 2017 een rustdag had, wil niet zeggen dat dit ook daadwerkelijk het geval is geweest. Appellant had op 24 oktober 2017 kunnen zijn opgeroepen, zoals vaker is gebeurd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij, ondanks dat hij op het door hem ondertekende ontvangstbewijs de datum van 23 oktober 2017 heeft vermeld, het bestreden besluit pas op 24 oktober 2017 heeft ontvangen. Niet betwist wordt dat appellant het bestreden besluit op zijn werk heeft ontvangen. Volgens het door verweerder overgelegde dienstrooster had appellant op 23 oktober 2017 tot 15:00 uur dienst en op 24 oktober 2017 een rustdag. Weliswaar heeft appellant gesteld dat hij vaker op zijn rustdag wordt opgeroepen om te komen werken, maar hij heeft niet aan de hand van concrete gegevens aannemelijk gemaakt dat dit op 24 oktober 2017 ook het geval is geweest. Het betoog slaagt niet. Wat appellant overigens heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J. Sybesma en mr. A.H.M. van de Leur, leden, en uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.