ECLI:NL:ORBAACM:2022:97

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
AUA2021H00112
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • J. Sybesma
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een motiveringsgebrek in een landsbesluit tot wijziging van een bevorderingsbesluit in het ambtenarenrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De zaak betreft een wijziging in een landsbesluit dat betrekking heeft op de bevordering van de geïntimeerde, die werkzaam is bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba. De Gouverneur had in een landsbesluit van 10 augustus 2020 een wijziging aangebracht in een eerder bevorderingsbesluit van 8 februari 2017, waarbij de functiebenaming van de geïntimeerde was gewijzigd van gevangenisinrichtingswerker naar gevangenbewaarder, met een lagere maximum waardering. De geïntimeerde maakte bezwaar tegen deze wijziging, wat door het Gerecht gegrond werd verklaard. De Gouverneur ging in hoger beroep, maar de Raad van Beroep oordeelde dat de stelling van de Gouverneur dat er sprake was van een fout in het bevorderingsbesluit onvoldoende was onderbouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van het Gerecht en veroordeelde de Gouverneur in de proceskosten van de geïntimeerde. De Raad concludeerde dat er geen deugdelijke motivering was voor de wijziging in het landsbesluit, en dat de eerdere bevordering een weloverwogen beslissing was.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 12 oktober 2022
Zaaknummer: AUA2021H00112

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
De GOUVERNEUR VAN ARUBA,
appellant,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van 28 april 2021, zaaknummer GAZA AUA202002380 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
[Geïntimeerde],
wonend in Aruba,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
en
appellant.

Procesverloop

Appellant heeft bij landsbesluit van 10 augustus 2020 (Landsbesluit) een wijziging aangebracht in het landsbesluit van 8 februari 2017 tot bevordering van geïntimeerde (Bevorderingsbesluit).
Geïntimeerde heeft bezwaar gemaakt tegen het Landsbesluit.
Het Gerecht heeft bij de aangevallen uitspraak dat bezwaar gegrond verklaard, het Landsbesluit vernietigd en appellant veroordeeld in de proceskosten van geïntimeerde tot een bedrag van Afl. 1.400,00.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Het geding is behandeld ter zitting van 20 september 2022. Het is gevoegd behandeld met de zaken onder de nrs. AUA2021H00108, AUA2021H00109, AUA2021H00110, AUA2021H00111, AUA2021H00113, AUA2021H00115, AUA2021H00116 en AUA2021H00117. Appellant heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en geïntimeerde is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Uitspraak wordt gedaan in elke zaak afzonderlijk.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
In een landsbesluit van 29 oktober 2013 is geïntimeerde, die sinds 22 maart 2012 in dienst was van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGwA), met ingang van 1 mei 2013 bevorderd in de functie van penitentiair beveiliger (die maximaal gewaardeerd was op het niveau van schaal 5) naar schaal 3. Bij het Bevorderingsbesluit is geïntimeerde, die op 1 november 2015 het diploma Voortgezette Opleiding I had behaald, met ingang van 1 december 2015 bevorderd in de functie van gevangenisinrichtingswerker (GIWer) naar schaal 4.
1.2.
Tevens is bij het Bevorderingsbesluit het landsbesluit van 29 oktober 2013 gewijzigd: de functiebenaming penitentiair beveiliger is veranderd in: GIWer. Als maximum waardering voor deze functie is in het Bevorderingsbesluit vermeld schaal 6.
1.3.
Bij het in geding zijnde Landsbesluit is de functiebenaming opnieuw gewijzigd, nu in die van gevangenbewaarder. Als maximum waardering van deze functie is vermeld schaal 5. In het Bevorderingsbesluit zou sprake zijn geweest van een fout.
1.4.
Omdat geïntimeerde zich hierdoor in haar carrière benadeeld zag, heeft zij tegen het Landsbesluit bezwaar gemaakt.
1.5.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht dat bezwaar gegrond verklaard en het Landsbesluit vernietigd - met veroordeling van appellant in de proceskosten tot een bedrag van Afl. 1.400,00. Het Gerecht zag geen deugdelijke motivering van de gestelde fout en miste een onderbouwing met bijvoorbeeld een advies van het Departamento Recurso Humano.
2. Appellant kan zich niet vinden in de aangevallen uitspraak. Hij heeft gesteld dat de GIWer rechtstreeks werkt met gedetineerden en dat er meer interactie plaatsvindt tussen de GIWer en de gedetineerden. De opleiding van de GIWer, in tegenstelling tot die van de gevangenbewaarder, ziet ook op dit onderdeel een verschil, namelijk de omgang met de gedetineerden. De gevangenbewaarder daarentegen is belast met het beveiligen van de inrichting. “Dit laatste moet niet in de war worden gebracht met de werkzaamheden van de Cuerpo Especial Aruba die de buitenschild bewaakt, nl. de hoofdingang en de wachttoren”, aldus appellant.
2.1.
Volgens appellant staat vast dat geïntimeerde is aangenomen om als gevangenbewaarder werkzaam te zijn. Zij wordt ingeroosterd om als zodanig te functioneren. Echter het komt weleens voor dat, door tekort aan personeel wegens ziekteverzuim, gevangenbewaarders de werkzaamheden van de GIWer moeten verrichten. “Het tijdelijk uitvoeren van de werkzaamheden behorende bij de GIWer betekent nog niet dat geïntimeerde benoemd is in de functie van GIWer en dus niet in aanmerking komt voor een bevordering in die functie”, aldus appellant.
3. Bij contramemorie in hoger beroep heeft geïntimeerde uiteengezet dat zij nimmer de opleiding van gevangenbewaarder heeft gevolgd. Zij heeft wel het diploma Voortgezette Opleiding I gevolgd waarna zij bevorderd werd in de functie van GIWer. Verder komt de rang van gevangenbewaarder niet voor in de rangenstelselstructuur van de DGwA, aldus geïntimeerde. Geïntimeerde wijst erop dat zij verschillende landsbesluiten heeft overgelegd van collega’s die in de functie van GIWer bevorderd werden, maar dat hun functie niet gewijzigd werd in gevangenbewaarder.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.
De bij het bestreden Landsbesluit aangebrachte wijziging in het Bevorderingsbesluit van 8 februari 2017 is gemotiveerd met de stelling dat in het Bevorderingsbesluit sprake was geweest van een fout. Zoals het Gerecht terecht heeft overwogen, is die stelling niet onderbouwd. Ook in hoger beroep heeft appellant die stelling niet van een onderbouwing voorzien. Het Bevorderingsbesluit was een weloverwogen beslissing. Het (gedeeltelijk) terugdraaien van die beslissing in het Landsbesluit is niet deugdelijk gemotiveerd. Daarvoor was te meer reden geweest nu er al eerder sprake was geweest van een wijziging van de (naam van de) door geïntimeerde beklede functie. In de Rangenlijst Detentie en Veiligheid van 13-06-2018 is de naam van geïntimeerde vermeld onder het kopje ‘Gevangenisinrichtingswerker 3de klasse’.
4.2.
De Raad moet daarom vaststellen dat er kennelijk geen deugdelijke motivering is te geven voor de bij het Landsbesluit gegeven beslissing.
5. De slotsom is dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De Raad ziet in het vorenstaande aanleiding om appellant te veroordelen in de proceskosten van geïntimeerde in hoger beroep. Nu de negen gevoegd behandelde zaken inhoudelijk overeenkomen, worden de kosten begroot op Afl. 234,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De Raad van Beroep:
bevestigt de aangevallen uitspraak;
veroordeelt appellant in de proceskosten van geïntimeerde tot een bedrag van Afl. 234,00 (tweehonderdenvierendertig Arubaanse guldens).
Deze uitspraak is gewezen door mr. H.A.A.G. Vermeulen, voorzitter, en mrs. J. Sybesma en A.H.M. van de Leur, leden, en is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022.