In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao, waarin haar verzoek om terug te komen van eerder genomen benoemingsbesluiten werd afgewezen. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft op 1 maart 2023 uitspraak gedaan. Appellante was werkzaam als ambtenaar en had eerder verzoeken ingediend om met terugwerkende kracht benoemd te worden in de functie van senior beleidsmedewerker. De regering van Curaçao had deze verzoeken afgewezen, omdat er geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om terug te komen van de in rechte onaantastbaar geworden benoemingsbesluiten. De Raad bevestigde de uitspraak van het Gerecht en wees ook het verzoek om immateriële schadevergoeding af. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn niet was overschreden en dat de aangevoerde gronden van appellante niet voldoende waren om de eerdere besluiten te herzien. De Raad benadrukte dat de formele regels voor besluitvorming strikt moeten worden nageleefd en dat de stukken die appellante had ingediend geen rechten konden ontlenen aan de regering als bevoegd gezag. De uitspraak van het Gerecht werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.