ECLI:NL:ORBAACM:2025:17

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
AUA2024H00134
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake disciplinaire ontslag van ambtenaar wegens mensensmokkel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar, [appellant], die is ontslagen wegens plichtsverzuim na een strafrechtelijke veroordeling voor mensensmokkel. Op 9 maart 2022 werd [appellant] veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan 41 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 60 uur. De gouverneur van Aruba heeft [appellant] op 7 september 2023 disciplinair ontslagen uit zijn functie bij het Korrektie Instituut Aruba (KIA), omdat hij zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel en leugenachtige verklaringen had afgelegd. Het Gerecht in Ambtenarenzaken verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen het ontslag ongegrond, waarbij het oordeelde dat het plichtsverzuim zo ernstig was dat de disciplinaire straf van ontslag niet onevenredig was.

In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat een minder zware straf, zoals schorsing of voorwaardelijk ontslag, meer op zijn plaats zou zijn geweest. Hij voerde aan dat hij niet direct contact had met gevangenen en dat zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder druk van zijn familie, in aanmerking genomen moesten worden. De Raad heeft echter geoordeeld dat het plichtsverzuim van [appellant] zeer ernstig is en dat het disciplinaire ontslag niet onevenredig is. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en oordeelt dat de gouverneur bevoegd was om de disciplinaire straf op te leggen, gezien de aard en ernst van het gepleegde plichtsverzuim. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 20 oktober 2025
Zaaknummer: AUA2024H00134

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA

Uitspraak

op het hoger beroep van:

[Appellant],

appellant (hierna: [appellant]),
gemachtigde: mr. P.M.E. Mohamed, advocaat,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
15 april 2024, zaaknummer AUA202303731 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Appellant]
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde (hierna: de gouverneur),
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia.

Procesverloop

[Appellant] heeft hoger beroep ingesteld.
De gouverneur heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 25 augustus 2025. Voor [appellant] is zijn gemachtigde verschenen. De gouverneur heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Voor de feiten die in deze zaak van belang zijn, verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak, gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:OGAACMB:2024:18
De Raad volstaat hier met het volgende.
1.1.
Op 9 maart 2022 is [appellant] strafrechtelijk veroordeeld voor mensensmokkel tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan 41 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van 60 uur.
1.2.
De gouverneur heeft [appellant] met het Landsbesluit van 7 september 2023 met onmiddellijke ingang disciplinair ontslagen uit zijn functie van medewerker onderhoud bij het Korrektie Instituut Aruba (KIA).
1.3.
Aan het ontslag heeft de gouverneur primair ten grondslag gelegd dat [appellant] zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel, dat hij daarover leugenachtige verklaringen heeft afgelegd en dat hij ongeoorloofd afwezig is geweest tijdens zijn schorsing. Dit levert volgens de gouverneur ernstig plichtsverzuim op. Subsidiair heeft de gouverneur [appellant] ontslagen op grond van functionele ongeschiktheid.
Wat is het oordeel van het Gerecht?
2. Het Gerecht heeft bij de aangevallen uitspraak het bezwaar van [appellant] tegen het ontslag ongegrond verklaard. Het Gerecht heeft daarbij overwogen dat het plichtsverzuim van [appellant] zo ernstig is dat de disciplinaire straf van ontslag daaraan niet onevenredig is. Het Gerecht wijst er daarbij op dat van alle medewerkers in de justitiële keten waarin [appellant] werkzaam is verwacht mag worden dat zij zich houden aan hun ambtelijke verplichtingen zodat aan hun integriteit niet hoeft te worden getwijfeld. Deze verplichtingen heeft [appellant] geschonden. Bij zijn oordeel heeft het Gerecht laten meewegen dat aan [appellant] eerder al voorwaardelijk ontslag is verleend met een proeftijd van twee jaar.
Wat heeft [appellant] aangevoerd tegen de uitspraak van het Gerecht?
3. [ Appellant] heeft in hoger beroep net als in bezwaar aangevoerd dat de straf van ontslag te zwaar is. Een schorsing uit zijn functie of een voorwaardelijk ontslag was meer op zijn plaats geweest eventueel met een overplaatsing. Hij wijst er daarbij op dat hij niet zoals een medewerker in de functie van bewaker direct contact met de gevangenen heeft. Zijn voorbeeldfunctie moet in die zin niet overschat worden. Verder moet rekening gehouden met zijn persoonlijke situatie, met name met het feit dat hij onder druk van de familie de verwijtbare handelingen heeft gepleegd. [Appellant] was dus niet uit op winstbejag. Volgens [appellant] hoeft er niet getwijfeld te worden aan zijn integriteit omdat hij zich niet eerder gedurende zijn dienstverband schuldig heeft gemaakt aan het handelen dat hem nu wordt verweten.
Hoe oordeelt de Raad?
4. De Raad stelt voorop dat [appellant] de hem verweten gedragingen niet betwist. Op de zitting heeft hij nog vermeld dat hij geen hoger beroep tegen het strafvonnis heeft ingesteld. Het betoog van [appellant] komt erop neer dat een minder zware straf dan ontslag passender is in zijn situatie. De Raad volgt [appellant] daarin niet en motiveert dat als volgt.
4.1.
Als plichtsverzuim een ambtenaar kan worden toegerekend, is de gouverneur bevoegd een disciplinaire straf op te leggen. Een disciplinaire straf moet in verhouding staan tot de aard en ernst van het gepleegde plichtsverzuim. Bij de afweging welke disciplinaire straf passend is, heeft de gouverneur beoordelingsruimte. Slechts indien geoordeeld moet worden dat de opgelegde straf in redelijkheid niet passend kan worden geacht, kan de rechter tot vernietiging daarvan overgaan.
4.2.
Het staat vast dat [appellant] zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. Alleen al dit gedrag moet worden aangemerkt als zeer ernstig plichtsverzuim. Mensensmokkel raakt rechtstreeks de integriteitseisen die aan een ambtenaar en zeker een ambtenaar werkzaam binnen een penitentiaire inrichting worden gesteld. Integriteit en betrouwbaarheid zijn immers onmisbaar voor het functioneren binnen een justitiële organisatie. Dat [appellant] als medewerker onderhoud minder direct contact met de gevangenen heeft, maakt dat niet anders. Dat [appellant] niet uit financieel gewin, maar onder druk van zijn familie zou hebben gehandeld, doet aan de ernst van zijn handelen niet af.
4.3.
De Raad onderkent dat het ontslag verstrekkende gevolgen voor [appellant] heeft. [appellant] verliest zijn baan en daarmee zijn inkomen. Gelet echter op de aard en ernst van het door [appellant] gepleegde plichtsverzuim, acht de Raad het disciplinaire ontslag niet onevenredig. Het Gerecht is terecht en op goede gronden tot hetzelfde oordeel gekomen.

Conclusie

5.1.
De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad zal de aangevallen uitspraak bevestigen.
5.2.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad van Beroep
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gewezen door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. A.H.M. van de Leur en mr. P. Klik, leden, en uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.