ECLI:NL:ORBAACM:2025:19

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
AUA2024H00363
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake benoeming tot hoofd van de Veterinaire Dienst door de Gouverneur van Aruba

In deze zaak heeft [appellante], een dierenarts werkzaam bij de Veterinaire Dienst van Aruba, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar benoemingsverzoek tot hoofd van de Veterinaire Dienst (VD) door de Gouverneur van Aruba. [Appellante] heeft sinds 2008 in de VD gewerkt en heeft in de periode van 2014 tot 2017 de functie van hoofd VD waargenomen. Ondanks haar verzoek om benoeming en de steun van het managementteam, werd haar verzoek in 2017 afgewezen. De Gouverneur heeft de beslissing van de minister van Volksgezondheid, die de benoeming had afgewezen, voor zijn rekening genomen. Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft het bezwaar van [appellante] gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van de afwijzing in stand gelaten. De Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de Gouverneur in zijn recht stond om de benoeming te weigeren, aangezien er geen gerechtvaardigde verwachting was dat [appellante] benoemd zou worden. De Raad bevestigde de uitspraak van het Gerecht, waarbij werd gesteld dat de benoemingsbevoegdheid bij de Gouverneur ligt en dat er geen bindende toezegging was gedaan aan [appellante]. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de afwijzing van de benoeming in stand blijft.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 20 oktober 2025
Zaaknummer: AUA2024H00363

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA

Uitspraak

op het hoger beroep van:

[Appellante],

wonend in Aruba,
appellante (hierna: [appellante]),
gemachtigde: mr. H.S. [appellante], advocaat,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
23 juli 2024, zaaknummer AUA202203576 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Appellante]
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde (hierna: de gouverneur),
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster.

Procesverloop

[Appellante] heeft hoger beroep ingesteld.
De gouverneur heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 25 augustus 2025. [appellante] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De gouverneur heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Voor de feiten die in deze zaak van belang zijn, verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak, gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:OGAACMB:2024:49.
De Raad volstaat hier met het volgende.
1.1. [
[Appellante] werkt sinds 2008 in de functie van dierenarts (schaal 13) bij de Veterinaire Dienst (VD) van de Directie Volksgezondheid (DVG). Op 30 december 2013 heeft [appellante] verzocht om benoemd te worden als hoofd VD met ingang van 19 april 2014, de datum waarop het toenmalig hoofd VD met pensioen zou gaan.
1.2.
In de periode van 1 januari 2014 tot 10 februari 2017 heeft [appellante] de functie van hoofd VD volledig waargenomen. Na diverse rechtszaken over de waarnemingstoeslagen in deze periode heeft [appellante] voor de waarneming betalingen ontvangen ter hoogte van, globaal aangeduid, een percentage van het verschil tussen schaal 13 en schaal 14.
1.3.
Het managementteam van de DVG heeft de toenmalige minister van volksgezondheid op 24 november 2014 verzocht om [appellante] met ingang van 1 december 2014 aan te stellen als hoofd VD. Het managementteam heeft dit verzoek op 9 september 2016 weer ingetrokken en een open sollicitatieprocedure voor de functie van hoofd VD aangekondigd.
1.4.
Het verzoek om benoeming heeft [appellante] op 17 januari 2017 herhaald. De directeur van DVG heeft [appellante] op 2 februari 2017 mondeling geïnformeerd dat zij niet benoemd zou worden in de functie van hoofd VD. Met ingang van 10 februari 2017 heeft R. van den Berg de functie van hoofd VD waargenomen.
1.5.
Met ingang van 1 maart 2018 is [appellante] ter beschikking gesteld aan het Bureau van de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening.
1.6.
In mei/juni 2022 is de vacature voor hoofd VD, schaal 12, opengesteld. Na een rechterlijke procedure over het uitblijven van een reactie op het benoemingsverzoek van [appellante], heeft de minister van Toerisme en Volksgezondheid (hierna: de minister) met de beschikking van 21 september 2022 (bestreden beschikking) het benoemingsverzoek van [appellante] afgewezen. Aan de afwijzing heeft de minister in de kern ten grondslag gelegd dat het wenselijk is de meest geschikte kandidaat voor de functie van hoofd VD via een sollicitatieprocedure te selecteren. [appellante] kan via deze procedure solliciteren naar de functie van hoofd VD. [Appellante] heeft tegen haar zin gesolliciteerd en tegen de bestreden beschikking bezwaar gemaakt.
1.7.
De DVG heeft besloten de sollicitatieprocedure tijdelijk stop te zetten in verband met de (hoger) beroepszaak van [appellante].
1.8. [
Appellante] werkt inmiddels met ingang van 28 maart 2025 weer als dierenarts voor de overheid van Aruba.
Wat is het oordeel van het Gerecht?
2. Met de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van [appellante] tegen de bestreden beschikking gegrond verklaard omdat niet de minister maar de gouverneur bevoegd was om op het verzoek van [appellante] te beslissen. De rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden beschikking heeft het Gerecht in stand gelaten omdat de gouverneur de bestreden beschikking voor zijn rekening heeft genomen en er geen grond is om deze beschikking op inhoudelijke gronden te vernietigen. Volgens het Gerecht is van een toezegging dat [appellante] tot hoofd VD zou worden benoemd niet gebleken en waarneming van een functie maakt nog niet dat er aanspraak op die functie kan worden gemaakt.
Wat heeft [appellante] aangevoerd tegen de uitspraak van het Gerecht?
3. Inhoudelijk voert [appellante] in hoger beroep in de kern aan dat haar benoemingsverzoek niet geweigerd kon worden. Zij mocht en kon vertrouwen op de toezeggingen over haar benoeming tot hoofd VD en bovendien was zij de meest gerede kandidaat voor deze functie. [Appellante] heeft op de zitting bij de Raad nog uiteengezet dat zij belang heeft behouden bij het hoger beroep, ook al wil ze niet meer benoemd worden in de functie van hoofd VD, schaal 12. Zij wenst de functie van hoofd bij het abattoir, schaal 16, te vervullen. Door de weigering haar te benoeming als hoofd VD is zij financieel en immaterieel benadeeld. Naast de inhoudelijke grond heeft [appellante] ook een aantal formele gronden aangevoerd, waarop de Raad hierna eerst zal ingaan.
Hoe oordeelt de Raad?
Formele en procedurele gronden
4.1.1.
De Raad stelt voorop dat [appellante] niet betwist dat de gouverneur als bevoegd gezag moest beslissen op haar benoemingsverzoek. De gouverneur heeft bevestigd dat hij de door de minister onbevoegd genomen beslissing voor zijn rekening heeft genomen en dat de gemachtigde bij het Gerecht ook hem vertegenwoordigde. De Raad volgt [appellante] dan ook niet in haar stelling dat het Gerecht ten onrechte de onbevoegd genomen beslissing aan de gouverneur heeft toegerekend, de bestreden beschikking inhoudelijk heeft beoordeeld en heeft beoordeeld of er aanleiding was de rechtsgevolgen van de onbevoegd genomen beslissing in stand te laten.
4.1.2.
De omstandigheid dat de gouverneur negen jaar na het benoemingsverzoek van [appellante] daarop heeft beslist, getuigt niet van voortvarend handelen van de gouverneur en is op zich onzorgvuldig. Dit betekent echter nog niet dat [appellante] alleen al daarom aanspraak kan maken op de door haar gewenste benoeming.
4.1.3.
Het standpunt van [appellante] dat het Gerecht ten onrechte heeft nagelaten getuigen te horen, zoals zij had verzocht, volgt de Raad ook niet. Uit artikel 56, eerste lid, van de La volgt niet dat de ambtenarenrechter gehouden is de door een partij opgegeven personen als getuigen op te roepen ongeacht zijn oordeel over de noodzaak daartoe. De ambtenarenrechter kan oproeping achterwege laten op de grond dat het horen van de getuigen niet nodig is voor de feitenvaststelling.
Heeft de gouverneur de benoeming kunnen afwijzen?
4.2. [
Appellante] heeft zich net als in bezwaar beroepen op de volgens haar rechtens relevante toezeggingen dat zij benoemd zou worden in de functie van hoofd VD. De Raad komt net als het Gerecht tot het oordeel dat [appellante] aan de onder 1.3. genoemde brief van het managementteam van de DVG niet de gerechtvaardigde verwachting heeft kunnen ontlenen dat zij ook daadwerkelijk benoemd zou worden als hoofd VD. Enkel uit de voordracht en mededelingen van het managementteam kan geen gerechtvaardigd vertrouwen tot benoeming worden afgeleid. De benoemingsbevoegdheid berust immers exclusief bij de gouverneur. Van een ondubbelzinnige, aan de bevoegde autoriteit toe te rekenen toezegging is geen sprake. Een toekomstige verwachting over een benoeming kan immers niet gelijk gesteld worden met een bindende toezegging daarover. Overigens gaat dit ook op voorzover [appellante] een beroep doet op de uitlating van de toenmalig directeur van de VD, dat voortvarend aan haar benoeming zou worden gewerkt. Van een toezegging door de minister zelf, zoals [appellante] op de zitting bij de Raad nog naar voren heeft gebracht, is de Raad niet gebleken.
4.3. [
Appellante] betoogt dat de gouverneur in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren haar te benoemen tot hoofd VD omdat zij de meest gerede kandidaat was en nog steeds is voor deze functie. De Raad volgt ook dit standpunt niet. Het staat de gouverneur vrij om via een open sollicitatie de vacature voor de functie van hoofd VD in te vullen. Dit is niet in strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsregel noch met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het staat [appellante] vrij deel te nemen aan de sollicitatieprocedure nadat deze wordt voortgezet. Indien zij meent dat de geboden salariëring (schaal 12) voor haar onvoldoende aantrekkelijk is, kan zij haar sollicitatie intrekken.

Conclusie

5.1.
De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt. Dit betekent dat de afwijzing van de benoeming van [appellante] als hoofd VD in stand blijft. De Raad zal de aangevallen uitspraak bevestigen. Hieruit volgt ook dat de Raad niet toekomt aan een bespreking van het door [appellante] gestelde financiële en immateriële nadeel dat zij als gevolg van de bestreden beschikking heeft geleden.
5.2.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad van Beroep
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gewezen door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. A.H.M. van de Leur en mr. P. Klik, leden, en uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.