In deze zaak heeft [appellante], een dierenarts werkzaam bij de Veterinaire Dienst van Aruba, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar benoemingsverzoek tot hoofd van de Veterinaire Dienst (VD) door de Gouverneur van Aruba. [Appellante] heeft sinds 2008 in de VD gewerkt en heeft in de periode van 2014 tot 2017 de functie van hoofd VD waargenomen. Ondanks haar verzoek om benoeming en de steun van het managementteam, werd haar verzoek in 2017 afgewezen. De Gouverneur heeft de beslissing van de minister van Volksgezondheid, die de benoeming had afgewezen, voor zijn rekening genomen. Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft het bezwaar van [appellante] gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van de afwijzing in stand gelaten. De Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de Gouverneur in zijn recht stond om de benoeming te weigeren, aangezien er geen gerechtvaardigde verwachting was dat [appellante] benoemd zou worden. De Raad bevestigde de uitspraak van het Gerecht, waarbij werd gesteld dat de benoemingsbevoegdheid bij de Gouverneur ligt en dat er geen bindende toezegging was gedaan aan [appellante]. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de afwijzing van de benoeming in stand blijft.