ECLI:NL:ORBAACM:2025:38

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 december 2025
Publicatiedatum
10 december 2025
Zaaknummer
AUA2025H00075
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
  • A.H.M. van de Leur
  • P. Klik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van orthopedagoog bij Dienst Sociale Zaken en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel

In deze zaak gaat het om de bevordering van [appellante], een orthopedagoog werkzaam bij de Dienst Sociale Zaken (DSZ) in Aruba. [Appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, waarin haar verzoek om bevordering naar schaal 13 met terugwerkende kracht is afgewezen. De gouverneur had de ingangsdatum van haar bevordering vastgesteld op 1 januari 2020, maar [appellante] stelde dat zij per 1 oktober 2016 in aanmerking kwam voor deze bevordering, onder verwijzing naar het gelijkheidsbeginsel. Ze voerde aan dat verschillende (ex)collega's in het verleden wel naar schaal 13 waren bevorderd, terwijl haar functie ook als zodanig was gewaardeerd.

De Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de functie van orthopedagoog bij de DSZ tot januari 2020 maximaal was gewaardeerd op schaal 12. De Raad concludeert dat de bevorderingen van (ex)collega's naar schaal 13 vóór 2013 incidenten waren en dat de bevordering van een collega in 2018 een kennelijke fout betrof. Het beroep van [appellante] op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet, omdat het bestuursorgaan niet verplicht is om eerdere fouten te herhalen. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en het bevorderingsbesluit van de gouverneur, waardoor [appellante] niet eerder dan per 1 januari 2020 kon worden bevorderd naar schaal 13. De uitspraak is gedaan op 3 december 2025.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 3 december 2025
Zaaknummer: AUA2025H00075

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA

Uitspraak

op het hoger beroep van:

[Appellante],

wonend in Aruba,
appellante, (hierna: [appellante]),
procederend in persoon,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
24 februari 2025, zaaknummer AUA202400808 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Appellante]
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde (hierna: de gouverneur),
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran.

Procesverloop

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld.
De gouverneur heeft geen contramemorie, maar wel een pleitnota met bijgevoegde stukken ingediend.
De Raad heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 8 oktober 2025. [Appellante] is verschenen. De gouverneur heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] , bijgestaan door [naam 1] , werkzaam bij Departamento di Recurso Humano.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Deze zaak gaat over de vraag of de gouverneur de ingangsdatum van de bevordering van [appellante] naar schaal 13 terecht heeft vastgesteld op 1 januari 2020.
2. Voor de beantwoording van die vragen zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
2.1. [
appellante] is werkzaam in de functie van orthopedagoog. Met het landsbesluit van 19 april 2011 is [appellante] op 6 september 2010 overgeplaatst van de Dienst Publieke Scholen naar het Orthopedagogisch Centrum. In dit landsbesluit is vermeld dat de functie van [appellante] maximaal is gewaardeerd in schaal 12 en dat zij wordt ingeschaald in de rang van adjunct referendaris, schaal 9.
2.2.
Met het landsbesluit van 14 juni 2012 is [appellante] op haar verzoek met ingang van 9 januari 2012 overgeplaatst van het Orthopedagogisch Centrum naar de Dienst Sociale Zaken (DSZ), In dit besluit is vermeld dat de functie maximaal is gewaardeerd op schaal 10, gewijzigd in schaal 12 met het landsbesluit van 10 augustus 2015.
2.3.
Met het landsbesluit van 8 juli 2015 is [appellante] met ingang van 1 oktober 2012 bevorderd naar de rang van referendaris 2e klasse, schaal 10. Daarbij is vermeld dat haar functie maximaal is gewaardeerd op schaal 12.
2.4.
Met het landsbesluit van 15 juni 2017 heeft de gouverneur [appellante] met ingang van 1 oktober 2014 bevorderd naar de rang van referendaris, schaal 12. Ook in dit landsbesluit is vermeld dat haar functie maximaal is gewaardeerd op schaal 12.
2.5.
Op 29 november 2019 heeft [appellante] verzocht om haar met ingang van 1 december 2016 te bevorderen naar de rang van administrateur, schaal 13. Zij beroept zich daarbij op het gelijkheidsbeginsel en wijst in dat licht naar drie voormalige collega’s en een huidige collega, die allen in de jaren 2007 tot en met 2011 zijn bevorderd naar schaal 13. Daarnaast verwijst zij naar een collega die in 2018 per juli 2015 is bevorderd naar schaal 13.
2.6.
De voormalig directeur van de DSZ heeft op 2 juni 2020 de minister van Sociale Zaken en Arbeid verzocht om [appellante] op grond van het gelijkheidsbeginsel te bevorderen naar een gelijkwaardige schaal als die van de collega die in 2018 op basis van een foutieve functiewaardering met terugwerkende kracht naar schaal 13 is bevorderd.
2.7.
De ministerraad is in zijn vergadering op 22 september 2023 akkoord gegaan met het advies van het Departamento di Recurso Humano (DRH) van 5 mei 2023 inzake “herwaarderen functies van psycholoog en orthopedagoog overheidsbreed”. In dit advies is vermeld dat de functie van psycholoog/orthopedagoog bij de DSZ is gewaardeerd op het maximum van schaal 12. Alleen over de functie van gedragsdeskundige bij de Directie Voogdijraad is vermeld dat die is gewaardeerd op het maximum van schaal 13. Het DRH heeft geadviseerd aan de hand van de in het advies genoemde argumenten de functies van psycholoog/orthopedagoog overheidsbreed te herwaarderen naar het maximum van schaal 13, met ingang van 1 januari 2020.
2.8.
Het DRH heeft de minister van Justitie en Sociale Zaken op 30 november 2023 onder verwijzing naar de beslissing van de ministerraad van 22 september 2023 geadviseerd om [appellante] met ingang van 1 januari 2020 te bevorderen naar schaal 13.
2.9.
Met het landsbesluit van 1 februari 2024 (bevorderingsbesluit) heeft de gouverneur in lijn met het advies van het DRH [appellante] met ingang van 1 januari 2020 bevorderd naar de rang van administrateur, schaal 13. De gouverneur heeft hierbij overwogen dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel van [appellante] niet slaagt omdat dat niet kan worden gebaseerd op een kennelijke fout. Tegen de ingangsdatum van de bevordering heeft [appellante] bezwaar gemaakt.
Wat is het oordeel van het Gerecht ?
3. Het Gerecht heeft het bezwaar van [appellante] ongegrond verklaard. Het Gerecht heeft daartoe overwogen dat gebleken is dat voor 1 januari 2020 de functie van orthopedagoog bij DSZ maximaal gewaardeerd was op schaal 12. Pas met het besluit van de ministerraad van 22 september 2023 is besloten met ingang van 1 januari 2020 de functies van psychologen en orthopedagogen overheidsbreed te waarderen op het maximale niveau van schaal 13. Het Gerecht acht het aannemelijk dat er incidentele fouten zijn gemaakt door tot en met 2015 (ex)collega’s van [appellante] te bevorderen naar schaal 13. Het beroep van [appellante] op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet omdat het gelijkheidsbeginsel een bestuursorgaan niet verplicht om eerder gemaakte fouten te herhalen.
Wat heeft [appellante] aangevoerd tegen de uitspraak van het Gerecht?
4. [ Appellante] handhaaft ook in hoger beroep haar standpunt dat zij per 1 oktober 2016 in aanmerking komt voor een bevordering naar schaal 13. Zij stelt dat de overheid vanaf 2003 consequent schaal 13 hanteerde voor de functie van orthopedagoog/psycholoog bij DSZ. Dat is haar ook meegedeeld bij haar overstap naar DSZ in januari 2012 en vormde de belangrijkste reden voor de overstap. [appellante] wil gelijk behandeld wordt met de onder 2.5 genoemde (ex) collega’s, die wel bevorderd zijn naar schaal 13. Dat bij een van die collega’s in 2015 een correctie naar schaal 12 is toegepast is volgens [appellante] een kennelijke fout.
Wat is het standpunt van de gouverneur?
5. De gouverneur heeft uiteengezet dat tot 2013 ten onrechte werd afgeweken van de maximale functiewaardering op schaal 12 waardoor orthopedagogen/psychologen bij DSZ in incidentele gevallen werden bevorderd naar schaal 13. Vanaf 2013 tot 2020 was er een duidelijke vastlegging van de maximale functiewaardering op schaal 12 en zijn er, behalve in één geval, geen orthopedagogen/psychologen bij DSZ meer bevorderd naar schaal 13.
Hoe oordeelt de Raad?
6.1.
Vasstaat dat vanaf januari 2020 de functie van orthopedagoog/psycholoog bij de DSZ maximaal is gewaardeerd op schaal 13 (zie 2.7). De Raad zal hierna eerst de vraag beantwoorden wat tot januari 2020 de maximale waardering van deze functie was.
Wat was tot januari 2020 de maximale functiewaardering van orthopedagoog bij DSZ?
6.1.1.
De Raad concludeert met het Gerecht dat de functie van orthopedagoog bij DSZ tot januari 2020 maximaal gewaardeerd was op schaal 12. De Raad wijst daarvoor allereerst op de onder 2.2 tot en met 2.4 genoemde bevorderingsbesluiten en het gecorrigeerde plaatsingsbesluit. In al deze besluiten wordt als maximale functiewaardering voor de functie van [appellante] schaal 12 vermeld. Dit sluit ook aan bij het onder 2.6 genoemde verzoek van de voormalig directeur van de DSZ die het bevorderingsverzoek van [appellante] naar schaal 13 ondersteunt terwijl zij onderkent dat de functie maximaal is gewaardeerd op schaal 12. Ook hecht de Raad in dit licht betekenis aan het door de gouverneur overgelegde “waardering functieniveau” van het DRH van 6 september 2013 waarin schaal 12 als maximale functiewaardering voor een orthopedagoog bij de DSZ wordt vermeld. Dit komt overeen met het onder 2.7 genoemde advies van het DRH van 5 mei 2023 en strookt ook met de stelling van de gouverneur dat er vóór de schriftelijke vastlegging van de functiewaardering op 6 september 2013 incidenteel orthopedagogen werden bevorderd naar schaal 13 vanwege onduidelijkheid over de juiste functiewaardering.
6.1.2.
Voor wat betreft de enige collega van [appellante] die na 2013, namelijk in 2018, nog per juli 2015 is bevorderd naar schaal 13 heeft de gouverneur aannemelijk gemaakt dat dit een kennelijk fout betreft. De gouverneur heeft hiervoor nog een advies van het DRH van 11 maart 2019 overgelegd om deze bevordering naar schaal 13 terug te draaien en het teveel uitgekeerde salaris terug te vorderen.
6.1.3. [
Appellante] heeft er in dit kader nog op gewezen dat de DSZ bij haar indiensttreding in januari 2012 heeft gezegd dat haar functie maximaal was gewaardeerd op schaal 13. Gelet op de onduidelijke lijn over bevorderingen naar schaal 13 vóór september 2013 zou dit mogelijkerwijs gezegd kunnen zijn maar [appellante] heeft dit niet concreet kunnen onderbouwen. Daartegen pleit ook dat zij tegen geen van haar plaatsings- en bevorderingsbesluiten uit de periode van 2012-2017 is opgekomen. Dit had wel voor de hand gelegen, gelet op de vermelding daarin van schaal 12 als maximale functiewaardering. Dat [appellante], zoals zij stelt, het gecorrigeerde plaatsingsbesluit van 10 augustus 2015 niet heeft ontvangen verklaart niet waarom zij niet is opgekomen tegen de overige besluiten. Bovendien kan de Raad uit het onder 2.6 genoemde verzoek van de voormalig directeur DSZ van 2 juni 2020 evenmin afleiden dat [appellante] destijds een toezegging voor schaal 13 is gedaan.
Slaagt het beroep op het gelijkheidsbeginsel?
6.2.
Uitgaande van de maximale waardering van de functie van [appellante] op schaal 12, is de volgende vraag of zij op grond van de bevordering van (ex) collega’s naar schaal 13, een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft gedaan. De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend. Hij motiveert dit als volgt.
6.2.1.
Van de vijf door [appellante] genoemde (ex)-collega’s zijn er vier vóór 2013 bevorderd naar schaal 13. Bij een van die collega’s is alsnog teruggekomen van die bevordering. Anders dan [appellante] stelt kan het alsnog toepassen van de maximale functiewaardering van schaal 12 in dat geval geen kennelijke fout zijn.
6.2.2.
Zoals de Raad hiervoor heeft vastgesteld moeten deze bevorderingen naar schaal 13 worden gezien als incidenten in de periode vóór de schriftelijke vastlegging van de functiewaardering op schaal 12 in september 2013. [appellante] heeft haar bevorderingsaanvraag echter in november 2019, dus na september 2013, ingediend. Dat betekent dat zij zich alleen met succes op het gelijkheidsbeginsel kan beroepen voor zover in de periode van 2013-2020 nog collega’s zijn bevorderd naar schaal 13. [appellante] wijst daarvoor op de collega die in 2018 per juli 2015 nog is bevorderd naar schaal 13. Zoals de Raad hiervoor onder 6.1.1 al heeft overwogen, heeft de gouverneur met een verwijzing naar het advies van het DRH van 11 maart 2019 voldoende onderbouwd dat deze bevordering een kennelijke fout betreft.
Zoals het Gerecht terecht heeft overwogen is een bestuursorgaan niet verplicht tot herhaling van één eerdere, kennelijke fout. Het beroep van [appellante] op het gelijkheidsbeginsel slaagt dan ook niet.

Conclusie

6.3.
De slotsom is dat de gouverneur [appellante] niet eerder dan per 1 januari 2020 heeft kunnen bevorderen naar schaal 13. Het hoger beroep slaagt niet zodat de aangevallen uitspraak en het bevorderingsbesluit in stand blijven
6.4.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad van Beroep
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, voorzitter, en mr. A.H.M. van de Leur en mr. P. Klik, leden, en uitgesproken in het openbaar op 3 december 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.