ECLI:NL:ORBANAA:2008:BK1321

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
17 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
RvBAz 2006/62
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een uitspraak in ambtenarenrechtelijke zaak

In deze Arubaanse zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken op 17 januari 2008 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 22 augustus 2006. De verzoeker, een ambtenaar wonende in Aruba, had verzocht om herziening op basis van nieuwe feiten en omstandigheden die volgens hem niet eerder in de procedure konden worden aangevoerd. De gemachtigde van de verzoeker, mr. P.D.O. Denz, voerde aan dat er correspondentie was met de minister van Financiën, die relevant zou zijn voor de herziening. De minister, vertegenwoordigd door mr. A.J. Swaen, voerde verweer tegen dit verzoek.

De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de overgelegde correspondentie niet aannemelijk maakte dat deze niet eerder in de procedure had kunnen worden ingediend. Daarnaast stelde de verzoeker dat twee onderdelen van de eerdere uitspraak onjuist waren en dat er misslagen in de uitspraak zaten. De Raad oordeelde echter dat deze stellingen geen nieuwe feiten of omstandigheden inhielden die tot herziening konden leiden. De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om een eerdere rechterlijke beslissing te herzien zonder nieuwe relevante informatie.

Uiteindelijk heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken het verzoek om herziening afgewezen, omdat de verzoeker niet had voldaan aan de vereisten voor herziening zoals vastgelegd in de Landsverordening ambtenarenrechtspraak. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, in aanwezigheid van de griffier, en de Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de eerdere uitspraak te herzien.

Uitspraak

Uitspraak: 17 januari 2008
Zaaknr. RvBAz 2006/62
RAAD VAN BEROEP IN AMBTENARENZAKEN
Uitspraak op het verzoek om herziening
van de uitspraak van de Raad in de zaak van:
[ambtenaar]
wonende in Aruba,
gemachtigde mr. P.D.O. Denz,
tegen:
DE MINISTER VAN FINANCIËN
zetelend te Aruba,
gemachtigde mr. A.J. Swaen.
Partijen zullen in het onderstaande ook worden aangeduid als verzoeker respectievelijk verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 De Raad heeft op 22 augustus 2006 een uitspraak gedaan in het geschil tussen partijen.
1.2 Bij schrijven van 20 november 2006 heeft verzoeker de Raad verzocht deze uitspraak te herzien op de in dat verzoek vermelde gronden. Verweerder heeft verweer gevoerd.
1.3 Het verzoek is behandeld ter zitting van de Raad van 3 december 2007, waar verzoeker is verschenen in persoon. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Partijen hebben volstaan met het overleggen van hun pleitnota en afgezien van een nadere mondelinge behandeling.
2. Beoordeling.
2.1 Ingevolge artikel 135, eerste lid van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak kan een ieder die partij was in een geding de herziening van een onherroepelijke of onherroepelijk geworden uitspraak verzoeken. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt de herziening verzocht op grond dat gebleken is van enige omstandigheid die bij de behandeling van het beroep aan de raad niet bekend was en die op zich zelf of in verband met andere feiten of omstandigheden ernstige twijfel doet ontstaan aan de juistheid van de uitspraak van de Raad.
2.2 Volgens vaste jurisprudentie van de Raad is het onvoldoende om in het kader van het herzieningsverzoek slechts nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren. Tevens moet aannemelijk worden gemaakt dat die feiten of omstandigheden in de eerdere procedure niet konden worden aangevoerd.
2.3 Verzoeker heeft in de eerste plaats gewezen op de inhoud van bij het herzieningsverzoek overgelegde correspondentie met betrekking tot zijn overgang naar de Aruba Ports Authority (APA). Niet is aannemelijk gemaakt dat die correspondentie, die in de periode voorafgaand aan de uitspraak van 22 augustus 2006 is gevoerd tussen zijn gemachtigde en de minister, niet eerder in de procedure had kunnen worden overgelegd.
2.4 In de tweede plaats stelt verzoeker in zijn herzieningsverzoek dat twee onderdelen van de uitspraak onjuist, zijn terwijl in de pleitnota wordt aangevoerd dat die uitspraak een aantal misslagen bevat. Die stellingen, wat daar verder ook van zij, kunnen niet leiden tot toewijzing van zijn verzoek. Verzoeker voert immers niet, zoals vereist, nieuwe feiten of omstandigheden aan ter onderbouwing daarvan. Het rechtsmiddel van herziening is er niet voor bedoeld om een in laatste en hoogste ressort gegeven rechterlijke beslissing langs een omweg aan te tasten, zodat deze stelling om die reden niet kan leiden tot de door hem gevraagde herziening.
2.5 Het vorenstaande leidt de Raad tot het oordeel dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
3. Beslissing
De Raad van Beroep:
- wijst af het verzoek om herziening.
Aldus gegeven door mr. J.Th. Drop, voorzitter, mr. E.M.D Angela en mr. L.J. de Kerpel-van de Poel, leden, en uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.