Uitspraak
zitting houdende in Aruba,
gemachtigde [A],
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur over een aanslag in de winstbelasting. De belanghebbende had op 12 mei 2005 een aanslag ontvangen voor het jaar 2001, waarop zij bezwaar aantekende. De Inspecteur handhaafde de aanslag bij uitspraak van 14 april 2009, waarna de belanghebbende in beroep ging. De zaak werd behandeld op 20 mei 2011 in Oranjestad, waar de gemachtigde van de belanghebbende en een vertegenwoordiger van de Inspecteur aanwezig waren.
De belanghebbende had haar onderneming per 1 januari 2001 overgedragen aan een fiscale eenheid waarvan een andere vennootschap de moedermaatschappij was. De overdracht vond plaats tegen boekwaarde en er was een vaststellingsovereenkomst gesloten met de Belastingaccountantsdienst en de Inspecteur. In deze overeenkomst werd afgesproken dat de Inspecteur afzag van een verplichte afrekening over stille reserves en goodwill, mits aan bepaalde voorwaarden werd voldaan.
In het controlerapport van de Belastingaccountantsdienst werd echter vastgesteld dat er een desinvesteringsbijtelling moest plaatsvinden als gevolg van de overdracht van de onderneming. De Inspecteur corrigeerde de aangifte van de belanghebbende op verschillende punten, waaronder de desinvesteringsbijtelling, wat leidde tot de aanslag van Afl. 90.640. De belanghebbende betwistte de correctie en stelde dat zonder onttrekking aan de onderneming er geen sprake kon zijn van een desinvestering.
De Raad oordeelde dat de belanghebbende haar beroepschrift niet tijdig van gronden had voorzien, maar dat de Inspecteur niet in haar verdediging was geschaad. De Raad concludeerde dat de desinvesteringsbijtelling ten onrechte was toegepast, omdat de fiscale eenheid geen recht had op investeringsaftrek voor de overgedragen bedrijfsmiddelen. De Raad verklaarde het beroep gegrond en verminderde de aanslag tot nihil.