Uitspraak
zitting houdende in Aruba,
gemachtigde [A],
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om de navordering van inkomstenbelasting door de Inspecteur. De belanghebbende, die samen met zijn echtgenote 30% van de aandelen in een vennootschap bezit, kreeg op 22 december 2006 navorderingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2001 tot en met 2004, inclusief boetes. De belanghebbende heeft tijdig bezwaar aangetekend en is in beroep gegaan tegen de uitspraken van de Inspecteur. De Inspecteur had eerder de aanslagen voor 2001 en 2002 verminderd en de boetes voor 2003 en 2004 laten vervallen.
De Raad heeft vastgesteld dat er een boekenonderzoek heeft plaatsgevonden bij de vennootschap van de belanghebbende, waaruit bleek dat hij aanzienlijke bedragen aan kapitaal had verstrekt. De controleambtenaar ontdekte dat de belanghebbende een spaartegoed had van Afl. 660.000, waarvan de rente niet was opgegeven in de aangiften inkomstenbelasting. De Inspecteur heeft de belanghebbende in juni 2006 geïnformeerd over zijn voornemen om de aangiften te corrigeren.
In geschil is of er sprake is van een nieuw feit of van kwade trouw van de belanghebbende, wat navordering mogelijk zou maken. De belanghebbende stelt dat er geen nieuw feit is en dat hij niet te kwader trouw heeft gehandeld, omdat het gebruikelijk was dat belastingplichtigen hun rente-inkomsten niet opgaven. De Inspecteur is van mening dat de belanghebbende wel te kwader trouw heeft gehandeld.
De Raad oordeelt dat de Inspecteur terecht heeft genavorderd, omdat de belanghebbende opzettelijk zijn rente-inkomsten niet heeft vermeld. De stelling van de belanghebbende dat het gebruikelijk was om rente-inkomsten niet op te geven, wordt door de Raad niet geaccepteerd. De Raad concludeert dat de belanghebbende niet kon vertrouwen op de eerdere aanslagen en dat zijn argumenten over ongelijke behandeling onvoldoende onderbouwd zijn. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard.