Uitspraak
zitting houdende in Aruba,
gemachtigde [A],
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, staat de kwijtschelding van invoerrechten centraal. De belanghebbende, een busvervoersbedrijf, had op 19 november 2008 aangifte gedaan voor tijdelijke invoer van bussen en was 30% invoerrechten verschuldigd. De Inspecteur had de bussen niet vrijgegeven zonder betaling van de invoerrechten, ondanks een mondelinge toezegging van de vorige Minister van Toerisme en Transport voor vrijstelling. De belanghebbende had een bankgarantie afgegeven ter waarde van Afl. 514.000 als zekerheid voor de invoerrechten.
De belanghebbende kwam in bezwaar tegen een uitnodiging tot betaling (UTB) die op 20 september 2010 was uitgereikt. De Inspecteur handhaafde de UTB, waarna de belanghebbende in beroep ging. De Raad beoordeelde of de UTB buiten de wettelijke termijn was opgelegd en of de belanghebbende erop kon vertrouwen dat de invoer van de bussen vrijgesteld zou worden van heffing of tegen een lager tarief belast zou worden. De Raad oordeelde dat de belanghebbende niet het bewijs had geleverd dat de Minister een toezegging had gedaan voor vrijstelling of vermindering van de invoerrechten.
De Raad concludeerde dat de Inspecteur terecht betaling van de verschuldigde invoerrechten vorderde. De termijn voor het opleggen van de UTB was niet overschreden, aangezien de belanghebbende de mogelijkheid had gekregen om een garantie te geven. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de Inspecteur.