Uitspraak
zitting houdende in Aruba
1.Het procesverloop
2.De tussen partijen vaststaande feiten
.
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 oktober 2013 uitspraak gedaan over naheffingsaanslagen loonbelasting en premieheffing AOV/AWW en AZV die aan belanghebbende zijn opgelegd voor de jaren 1999, 2000 en 2001. Belanghebbende, een bouwbedrijf opgericht medio 1999, heeft bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslagen die door de Inspecteur zijn gehandhaafd. De Inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend en tijdens de zittingen zijn belanghebbende en haar vertegenwoordiger, alsook de Inspecteur, verschenen.
De Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van onderaannemers en dat de naheffingsaanslagen niet tot de gedingstukken behoren. Belanghebbende betwist dat zij in de jaren 1999 tot en met 2001 personen in loondienst had en stelt dat zij uitsluitend met zelfstandige onderaannemers heeft gewerkt. De Inspecteur heeft echter gesteld dat het aan belanghebbende is om te bewijzen dat haar onderaannemers als zelfstandige ondernemers moeten worden aangemerkt.
Belanghebbende heeft ter ondersteuning van haar standpunt IB-50-kaarten en KvK-uittreksels overgelegd, maar de Inspecteur betwist dat deze documenten voldoende bewijs vormen voor zelfstandige onderaanneming. De Raad oordeelt dat de Inspecteur niet heeft aangetoond dat de werkzaamheden van de onderaannemers onderworpen waren aan de loonheffing. De Raad concludeert dat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd en verklaart het beroep gegrond, waarbij de uitspraken en naheffingsaanslagen worden vernietigd.