ECLI:NL:ORBBACM:2013:17

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 oktober 2013
Publicatiedatum
16 september 2019
Zaaknummer
2012/57652 tot en met 57654
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslagen loonbelasting en premieheffing AOV/AWW en AZV opgelegd aan belanghebbende voor de jaren 1999 tot en met 2001

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 oktober 2013 uitspraak gedaan over naheffingsaanslagen loonbelasting en premieheffing AOV/AWW en AZV die aan belanghebbende zijn opgelegd voor de jaren 1999, 2000 en 2001. Belanghebbende, een bouwbedrijf opgericht medio 1999, heeft bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslagen die door de Inspecteur zijn gehandhaafd. De Inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend en tijdens de zittingen zijn belanghebbende en haar vertegenwoordiger, alsook de Inspecteur, verschenen.

De Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van onderaannemers en dat de naheffingsaanslagen niet tot de gedingstukken behoren. Belanghebbende betwist dat zij in de jaren 1999 tot en met 2001 personen in loondienst had en stelt dat zij uitsluitend met zelfstandige onderaannemers heeft gewerkt. De Inspecteur heeft echter gesteld dat het aan belanghebbende is om te bewijzen dat haar onderaannemers als zelfstandige ondernemers moeten worden aangemerkt.

Belanghebbende heeft ter ondersteuning van haar standpunt IB-50-kaarten en KvK-uittreksels overgelegd, maar de Inspecteur betwist dat deze documenten voldoende bewijs vormen voor zelfstandige onderaanneming. De Raad oordeelt dat de Inspecteur niet heeft aangetoond dat de werkzaamheden van de onderaannemers onderworpen waren aan de loonheffing. De Raad concludeert dat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd en verklaart het beroep gegrond, waarbij de uitspraken en naheffingsaanslagen worden vernietigd.

Uitspraak

Beschikking van 24 oktober 2013, nrs. 2012/57652 tot en met 57654.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur]

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen in de loonbelasting en de premieheffing A0V/AWW en AZV opgelegd voor de jaren 1999, 2000 en 2001.
1.2
Belanghebbende is in bezwaar gekomen tegen die naheffingsaanslagen. Bij uitspraken op de bezwaren heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen deze uitspraken op 3 augustus 2012 in beroep gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 25 oktober 2012 te Oranjestad zijn verschenen belanghebbende en [A] namens de Inspecteur. De onderhavige zaken zijn aldaar aangehouden onder meer voor overleg tussen partijen. De Raad heeft voorts de Inspecteur opgedragen voor 1 januari 2013 de desbetreffende aanslagen, bezwaarschriften, uitspraken op bezwaar en eventuele beschikkingen en andere relevante stukken aan de Raad over te leggen, voorzien van een toelichting. Van de Inspecteur zijn geen stukken ontvangen.
1.6
Ter zitting van 20 mei 2013 te Oranjestad zijn verschenen, namens belanghebbende, dier bestuurder [B] en namens de Inspecteur [A]. Aldaar zijn, naast de onderhavige zaken, tevens behandeld de zaken betreffende de inkomstenbelasting en premieheffing ten name van [B] (nrs. 2012/58209 tot en met 58211 (TB), nrs. 2012/57658 tot en met 57660 (A0V/AWW), en nrs. 2012/57655 tot en met 57657 (AZV). Alle in die zaken ingebrachte stukken gelden als in deze zaak ingebracht en omgekeerd. Belanghebbende heeft ter zitting lijsten overgelegd van de status van diverse aan haar en aan [B] opgelegde (naheffings)aanslagen. De Inspecteur heeft daarvan ter zitting een kopie gekregen. Hij heeft daarvan kunnen kennis nemen en zich daarover kunnen uitlaten.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1.
Belanghebbende is medio 1999 opgericht. [B] is sindsdien bestuurder en grootaandeelhouder van belanghebbende. Belanghebbende dreef in de onderhavige jaren een bouwbedrijf. [B] had voordien, vanaf 1997, de onderneming in de vorm van een eenmanszaak gedreven
.
2.2.
Belanghebbende heeft bij bouwprojecten gebruik gemaakt van onderaannemers.
2.3.
De onderhavige naheffingsaanslagen behoren niet tot de gedingstukken. Belanghebbende stelt dat zij in totaal ongeveer Afl. 40.000 belopen.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht aan belanghebbende naheffingsaanslagen loonbelasting voor de jaren 1999 t/m 2001 heeft opgelegd ter zake van de werkzaamheden van de onderaannemers.

4.De standpunten van partijen

4.1.
Belanghebbende heeft betwist dat zij in de jaren 1999 t/m 2001 personen in loondienst had. Zij
stelt alleen met zelfstandige onderaannemers te hebben gewerkt.
4.2.
De Inspecteur heeft gesteld dat het aan belanghebbende is om te bewijzen dat haar
onderaannemers voor de heffing van loonbelasting als zelfstandige ondernemers moeten worden aangemerkt.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
Belanghebbende heeft ter ondersteuning van haar standpunt gesteld dat zij ter rake van haar
onderaannemers bij de Inspecteur IB-50-kaarten heeft ingediend en daarnaast ook lijsten met informatie aan de Inspecteur heeft aangeleverd. Die lijsten bevatten volgens haar persoonsgegevens van de onderaannemers met uittreksels en nummers van de Kamer van Koophandel (KvK). Daaruit blijkt van de fiscale zelfstandigheid van de onderaannemers, aldus belanghebbende.
5.2.
De Inspecteur heeft niet weersproken dat de genoemde stukken zijn overgelegd, maar gesteld dat de IB-50-verklaringen en de KvK-uittreksels geen voldoende bewijs vormen van het feit dat sprake was van (zelfstandige) onderaanneming en niet van werkzaamheden verricht in dienstverband tot belanghebbende. Volgens hem had belanghebbende bij de belastingdienst een `verklaring fiscaal gedrag' betreffende de onderaannemers moeten vragen. Daarom moet worden aangenomen dat de desbetreffende werkzaamheden feitelijk in dienstbetrekking bij belanghebbende zijn verricht.
5.3.
De Raad volgt de Inspecteur niet in diens standpunt. Aannemelijk is dat indertijd de `verklaring fiscaal gedrag' nog niet bestond, zoals belanghebbende ter zitting (onweersproken) heeft gesteld. Tegenover de gemotiveerde en met stukken onderbouwde betwisting daarvan door belanghebbende heeft het alsdan op de weg van de Inspecteur gelegen om aan de hand van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat met betrekking tot de werkzaamheden van de onderaannemers van belanghebbende sprake was van aan de loonheffing onderworpen werkzaamheden. Dat heeft hij nagelaten. Mitsdien acht de Raad niet aannemelijk geworden dat bij belanghebbende in de jaren 1999 tot en met 2001 personen in loondienst werkzaam waren. De naheffingsaanslagen zijn ten onrechte opgelegd.
5.4.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep gegrond is en dat de uitspraken en de naheffingsaanslagen loonbelasting niet in stand kunnen blijven.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beschikkingen waarvan beroep alsmede de naheffingsaanslagen loonbelasting over de jaren 1999, 2000 en 2001.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, voorzitter, G.J. van Muijen en E.F. Faase, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2013.