ECLI:NL:ORBBACM:2014:20

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 september 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
61185/61186
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuimboete berekening over verschuldigde belasting voor verrekening van voorheffingen en voorlopige aanslagen

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, staat de berekening van verzuimboetes centraal. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde M, heeft bezwaar gemaakt tegen de verzuimboetes die zijn opgelegd in verband met de niet-tijdige indiening van de aangiften inkomstenbelasting voor de jaren 2006 en 2008. De Inspecteur der Belastingen heeft de verzuimboetes berekend over de verschuldigde belasting zonder rekening te houden met voorheffingen en voorlopige aanslagen, wat door de belanghebbende wordt betwist.

De Raad heeft vastgesteld dat de definitieve aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2006 en 2008 zijn opgelegd, waarbij de Inspecteur verzuimboetes heeft opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangiften. De belanghebbende heeft aangevoerd dat de boete moet worden berekend over het bedrag van de aanslag na verrekening van de ingehouden en afgedragen loonbelasting, terwijl de Inspecteur van mening is dat de boete moet worden berekend over de belasting vóór deze verrekeningen.

De Raad heeft de relevante wetgeving, waaronder artikel 54 van de Algemene landsverordening belastingen (ALB) en het Boetebeleid Belastingdienst Aruba 2004, in overweging genomen. De Raad concludeert dat de wetgever heeft bedoeld dat de verzuimboete wordt berekend over de verschuldigde belasting, zoals gedefinieerd in de ALB, en niet over het bedrag na verrekening van voorheffingen. De Raad oordeelt dat de Inspecteur de verzuimboetes terecht heeft berekend en verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond.

De uitspraak is gedaan in raadkamer op 1 september 2014, waarbij de voorzitter en de leden van de Raad de beslissing hebben genomen. De uitspraak is ondertekend door de huidige voorzitter van de Raad van Beroep in Belastingzaken, mr. S. Verheijen, aangezien de oorspronkelijke voorzitter en leden niet in staat waren om te ondertekenen.

Uitspraak

Beschikking van 1 september 2014, nrs. 61185/61186
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba
inzake:
X, belanghebbende,
gemachtigde: M,
tegen
de Inspecteur der Belastingen.

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende zijn, gedagtekend 30 juli 2010 en 30 maart 2012, aanslagen in de inkomstenbelasting voor het jaar 2006 respectievelijk 2008 opgelegd.
1.2
Belanghebbende heeft op 30 september 2010 en op 12 maart 2012 tegen deze aanslagen bezwaarschriften ingediend.
1.3
De Inspecteur heeft op 26 juni 2012 uitspraak op deze bezwaarschriften gedaan.
1.4
Belanghebbende heeft op 9 augustus 2012 een beroepschrift ingediend.
1.5
De inspecteur heeft op 5 april 2013 een vertoogschrift ingediend.
1.6
Ter zitting van 2 april 2014 te Oranjestad is verschenen mevrouw mr. A. namens de Inspecteur. Belanghebbende, hoewel daartoe correct opgeroepen, is niet verschenen.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Op 30 juli 2010 is de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2006 ambtshalve vastgesteld met daarbij een verzuimboete wegens het niet tijdig indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2006. De betreffende aangifte is vervolgens op 29 september 2010 ingediend.
2.2
De aangifte inkomstenbelasting 2008 is (eveneens) op 29 september 2010 ingediend. Op 30 maart 2012 is de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2008 conform die aangifte opgelegd met daarbij een verzuimboete wegens het niet tijdig indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2008.
2.3
Bij de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2006 heeft de inspecteur de aanslag verlaagd conform de ingediende aangifte en de verzuimboete gehandhaafd. Bij uitspraak op bezwaar tegen de aanslag 2008 heeft de inspecteur de verzuimboete eveneens gehandhaafd.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de verzuimboetes terecht zijn berekend over de belasting zonder rekening te houden met voorheffingen.

4.De standpunten van partijen

4.1.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de boete dient te worden berekend over het bedrag van de aanslag, dit is het resultaat van de aanslag na verrekening van de ingehouden en afgedragen loonbelasting; voor de onderhavige aanslagen betekent dit een verzuimboete van telkens Afl. 250,00.
4.2.
De Inspecteur is van mening dat de verzuimboete dient te worden berekend over de op basis van de tabel berekende inkomstenbelasting, vóór de verrekening van voorheffingen en voorlopige aanslagen; voor het jaar 2006 betekent dit een verzuimboete van Afl. 1.250,-en voor het jaar 2008 betekent dit een verzuimboete van Afl. 901,-.
4.3.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Artikel 54, lid 1, van de Algemene landsverordening belastingen (hierna: ALB) luidt:
“Indien de belastingplichtige de aangifte voor een belasting die bij wege van aanslag wordt geheven, niet, dan wel niet binnen de ingevolge artikel 7, tweede lid, gestelde termijn heeft gedaan, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag een boete van 5% van de verschuldigde belasting met een minimum van Afl. 250,- en een maximum van Afl. 10.000,- kan opleggen.”
5.2 § 21, “
Aanslagbelastingen (artikel 54, eerste lid, van de ALB)”, lid 3, van het Boetebeleid Belastingdienst Aruba 2004 (hierna BBA) luidt (voor zover van belang):
“Wordt de aanslag op een positief bedrag vastgesteld, dan legt de inspecteur in geval van een eerste, tweede, derde, vierde of vijfde/volgend verzuim een boete op van respectievelijk Afl. 500, Afl. 1.250, Afl. 2.500, Afl. 5.000 of Afl.10.000 met een maximum van 5% van de verschuldigde belasting. Op grond van artikel 54, eerste lid van de ALB bedraagt de minimale boete in alle gevallen Afl. 250. (…)”.
5.3
Artikel 24 van de Landsverordening Inkomstenbelasting, leden 1 en 7, luiden:
“ 1. Behoudens het vierde, vijfde en zesde lid blijkt het bedrag van de door een belastingplichtige verschuldigde belasting uit de op hem van toepassing zijnde tariefgroep, voorkomend in de bij deze landsverordening behorende belastingtabel.”
en
“7. De geheven loonbelasting ingevolge de Landsverordening loonbelasting en de geheven dividendbelasting ingevolge de Landsverordening dividendbelasting en imputatiebetaling zijn voorheffingen op de inkomstenbelasting.”
5.4
De tekst van de inleiding tot de Tariefschijventabel luidt:
“Ter berekening van de verschuldigde belasting, wordt ter verkrijging van het tabelinkomen een belastingvrij bedrag van maximaal Afl. 18.563,- per jaar in mindering gebracht [op het zuiver voljaarsloon respectievelijk het belastbaar inkomen]. De volgens onderstaande tabel berekende belasting [over het tabelinkomen] dient naar beneden afgerond te worden op hele florins.”
5.5
Het geschil spitst zich toe op de vraag wat onder het begrip “verschuldigde belasting” in artikel 54 ALB dient te worden verstaan, nu dit begrip niet nader is gedefinieerd. De Raad overweegt dat artikel 54, lid 1, ALB niet spreekt van een boete van 5% van de aanslag, maar van een boete van 5% van de verschuldigde belasting. Bij de bepalingen over de vergrijpboete, zie artikel 57 ALB wordt uitdrukkelijk het bedrag van de aanslag als grondslag voor de boete genoemd (artikel 57 lid 2 sub a ALB); het begrip aanslag kan worden gedefinieerd als “het bedrag na verrekening van voorheffingen en opgelegde voorlopige aanslagen”. De wetgever heeft door het benoemen van een andere grondslag voor de verzuimboete klaarblijkelijk ook uitdrukkelijk bedoeld de grondslag voor een verzuimboete niet de aanslag na verrekening van voorheffingen en voorlopige aanslagen te doen zijn. Dit leidt tot de conclusie dat het gelijk aan de inspecteur is.
5.6
Belanghebbende heeft geen andere bezwaren tegen de hem opgelegde boetes aangevoerd. De Raad acht die boetes ook passend en geboden en zal het beroep ongegrond verklaren.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, voorzitter, G.J. van Muijen en E.F. Faase, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 1 september 2014.
Deze uitspraak is ondertekend door, mr. S. Verheijen, huidige voorzitter van de Raad van Beroep in Belastingzaken tevens lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, nu de voorzitter en de leden die over deze zaak hebben gezeten daartoe buiten staat zijn.