In deze zaak gaat het om een belastinggeschil tussen X N.V. en de Inspecteur der Belastingen op Curaçao. De belanghebbende, X N.V., kreeg op 20 mei 2011 een naheffingsaanslag in de winstbelasting opgelegd voor het jaar 2006, vergezeld van een boete van 25% van de nageheven winstbelasting. X N.V. maakte bezwaar tegen deze aanslag en de boete, maar de Inspecteur handhaafde deze in een uitspraak van 26 augustus 2013. Hierop volgde een beroepsprocedure, waarbij de Inspecteur uiteindelijk de naheffingsaanslag verminderde en de boete vernietigde. De zaak kwam voor de Raad van Beroep voor Belastingzaken, die op 31 augustus 2015 uitspraak deed.
De Raad oordeelde dat de Inspecteur ernstig onzorgvuldig had gehandeld door zonder enige onderbouwing de pensioenpremies van belanghebbende te corrigeren en een forse vergrijpboete op te leggen. De Raad stelde vast dat de jaarrekening van belanghebbende geen onduidelijkheden bevatte die de Inspecteur hadden moeten doen twijfelen aan de juistheid van de aangifte. De Raad concludeerde dat de naheffingsaanslag en de boetebeschikking in strijd met het recht tot stand waren gekomen en dat belanghebbende recht had op een vergoeding van de kosten die zij had gemaakt in de bezwaarfase. De Raad kende een vergoeding toe van Naf. 150 voor de gemaakte bezwaarkosten.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het opleggen van belastingaanslagen en boetes, en bevestigt dat belastingplichtigen recht hebben op een kostenvergoeding in geval van ernstige onzorgvuldigheid door de belastingautoriteiten.