ECLI:NL:ORBBACM:2015:42

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 juli 2015
Publicatiedatum
17 augustus 2016
Zaaknummer
2012-58098
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inkomstenbelasting en de kwalificatie van distributeursactiviteiten als bron van inkomen

In deze zaak gaat het om de vraag of de distributeursactiviteiten van de belanghebbende, die in loondienst is en daarnaast onafhankelijk distributeur van een bedrijf, als een bron van inkomen kunnen worden aangemerkt voor de inkomstenbelasting. De belanghebbende heeft in 2010 een verlies geleden met haar distributeursactiviteiten en stelt dat dit verlies in mindering kan worden gebracht op haar belastbaar inkomen. De Inspecteur is van mening dat de distributeursactiviteiten geen bron van inkomen vormen en heeft het verlies niet in aftrek toegestaan.

De Raad van Beroep voor Belastingzaken oordeelt dat de distributeursactiviteiten van de belanghebbende terecht niet als een fiscale bron van inkomen zijn geaccepteerd. De Raad stelt vast dat er geen sprake is van een onderneming, omdat de belanghebbende fulltime in loondienst is en haar distributeursactiviteiten slechts in de avonduren en in het weekend kan uitoefenen. Bovendien blijkt uit de resultaten van de distributeursactiviteiten dat er grote verliezen zijn geleden en dat er geen redelijke winstverwachting is.

De Raad concludeert dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is en merkt op dat, indien in de toekomst de distributeursactiviteiten wel als een bron van inkomen kunnen worden gezien, de belastingheffing daarover pas zal plaatsvinden als de niet geaccepteerde verliezen met eventuele toekomstige winsten zijn gecompenseerd. De uitspraak is gedaan in raadkamer op 17 maart 2015 en openbaar uitgesproken op 1 juni 2015.

Uitspraak

Beschikking d.d. 01 juli 2015, nr. 2012-58098
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao
inzake:
Xte Curaçao, belanghebbende,
gemachtigde A,
tegen
de Inspecteur der Belastingen op Curaçao, de Inspecteur.

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 30 maart 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2010 opgelegd.
1.2
Belanghebbende is op 30 maart 2012 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag.
1.3
De Inspecteur heeft op 20 juli 2012 uitspraak op bezwaar gedaan.
1.4
Belanghebbende is op 14 september 2012 tijdig in beroep gekomen.
1.5
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.6
Ter zitting van 17 maart 2015 te Willemstad zijn verschenen belanghebbende, vergezeld door haar gemachtigde, alsmede namens de Inspecteur B, mr. C en D.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende is in loondienst. Daarnaast is belanghebbende onafhankelijk distributeur van het bedrijf Y; als zodanig verkoopt zij het vitamin/mineral/antioxidant supplement F, het energy supplement G en de sportdrank H, hierna te noemen de distributeursactiviteiten.
2.2
Met deze distributeursactiviteiten realiseerde belanghebbende de volgende resultaten:
2009 verlies 21.014 Naf
2010 ,, 29.122 Naf
2011 ,, 12.465 Naf
2012 ,, 23.664 Naf
2.3
De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de distributeursactiviteiten van belanghebbende geen bron van inkomen zijn en heeft het aangegeven negatieve resultaat bij het opleggen van de onderhavige aanslag gecorrigeerd.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de distributeursactiviteiten van belanghebbende voor de inkomstenbelasting een bron van inkomen vormen.

4.De standpunten van partijen

4.1
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de distributeursactiviteiten een bron van inkomen vormen en dat het over het jaar 2010 geleden verlies in mindering op het belastbare inkomen 2010 kan worden gebracht.
4.2
De Inspecteur is van mening dat de distributeursactiviteiten geen bron van inkomen vormen en dat het met de distributeursactiviteiten in 2010 geleden verlies terecht niet in aftrek is gebracht op het belastbaar inkomen.
4.3
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
In het belastingrecht is er sprake van een onderneming als er door middel van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid aan het economische verkeer wordt deelgenomen met de bedoeling om winst te maken. Deze winst moet door de ondernemer beoogd zijn, en tevens redelijkerwijs te verwachten.
5.2
Belanghebbende is fulltime in loondienst en kan dus uitsluitend ’s avonds en in de weekends actief zijn voor haar distributeursactiviteiten.
5.3
Het onder 2.2 vermelde overzicht laat grote verliezen zien; tevens is er sprake van een teruglopende omzet. De Raad concludeert hieruit dat er in 2010 in casu geen sprake is van een redelijke winstverwachting en dat de distributeursactiviteiten van belanghebbende terecht niet als een fiscale bron van inkomen zijn geaccepteerd.
5.4
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep ongegrond is.
5.5
De Raad merkt ten overvloede nog op dat, indien in de toekomst de betreffende distributeurs-activiteiten wel als een bron van inkomen kunnen worden gezien, het de Raad redelijk voorkomt dat de belastingheffing daarover pas zal plaatsvinden als de op dit moment niet geaccepteerde verliezen met de eventuele toekomstige winsten gecompenseerd zullen zijn.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer op 17 maart 2015 door mrs. S. Verheijen, G.J. van Muijen en E.F. Faase in tegenwoordigheid van de secretaris L.H. Hoogenbergen en uitgesproken in het openbaar op 01 juni 2015.
De secretaris is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.