In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 9 maart 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2007 en 2008. Belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen de aanslagen, maar het bezwaar tegen de aanslag voor 2008 werd als niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De Raad oordeelde dat er geen redenen waren aangevoerd die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen.
Daarnaast was er een geschil over de hoogte van de huurinkomsten die belanghebbende zou hebben ontvangen en de aftrekbaarheid van een alimentatie-uitkering aan zijn ex-echtgenote. De Inspecteur had de aangifte inkomstenbelasting 2007 gecorrigeerd op basis van hogere huurinkomsten dan door belanghebbende aangegeven. Belanghebbende betwistte deze huurinkomsten en stelde dat het om commissie-inkomsten ging die zijn moeder ontving. De Raad achtte dit geloofwaardig en besloot dat de correctie van de huurinkomsten moest vervallen.
Wat betreft de alimentatie-uitkering oordeelde de Raad dat deze niet aftrekbaar was, omdat het ging om een 'prestation compensatoire', die niet als periodieke uitkering kan worden aangemerkt. De Raad verklaarde het beroep tegen de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de aanslag inkomstenbelasting 2008 gegrond, vernietigde de beschikking en verklaarde het bezwaar niet ontvankelijk. Het beroep tegen de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de aanslag inkomstenbelasting 2007 werd eveneens gegrond verklaard, en de aanslag werd verminderd tot het aangegeven belastbare inkomen zonder de correctie voor de huurinkomsten.