ECLI:NL:ORBBNAA:1989:BQ8644

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
29 maart 1989
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1989-014 (kenmerk 41-1988)
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.P.M. Houtman
  • W.B. de Jong
  • T.J.M. Kolfschoten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijskracht loonbelastingkaart in belastinggeschil over inkomstenbelasting 1984

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 29 maart 1989, staat de bewijskracht van de loonbelastingkaart centraal in een geschil over de inkomstenbelasting van appellant over het jaar 1984. De Inspecteur heeft zich beroepen op de officiële loonbelastingkaart die door de werkgever van appellant is afgegeven. Hij stelt dat appellant in 1984 een deel van zijn loon in natura heeft ontvangen, wat niet op de salarisslip van december 1984 staat vermeld, maar wel tot het officiële loon gerekend dient te worden. Appellant heeft dit niet betwist, waardoor de Raad oordeelt dat het verschil in het opgegeven inkomen door de werkgever en de Inspecteur verklaard kan worden door deze in natura ontvangen bedragen.

Het procesverloop begon met een beroepschrift dat op 26 september 1988 bij de Raad is ingekomen, waarin appellant in beroep ging tegen de beschikking van de Inspecteur van 10 mei 1988. Deze beschikking betrof de aanslag in de inkomstenbelasting over 1984, waarbij appellant was aangeslagen naar een zuiver inkomen van f.58.359,-. De Inspecteur handhaafde deze aanslag, ondanks het bezwaar van appellant. Appellant heeft echter niet gereageerd op de uitnodiging van de Raad om zijn beroepschrift mondeling of schriftelijk toe te lichten, wat leidde tot de conclusie dat hij van verweer heeft afgezien.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant tijdig en op de juiste wijze in beroep is gekomen, en dat het geschil enkel draait om de vraag of het door appellant opgegeven inkomen van f.56.880,56 of het door de Inspecteur opgegeven inkomen van f.58.359,56 correct is. Aangezien appellant zijn stelling niet nader heeft toegelicht, heeft de Raad besloten de beschikking van de Inspecteur te bevestigen.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP
1989-014 (kenmerk 41-1988)
Procesverloop:
Bij op 26 september 1988 bij de Raad ingekomen beroepschrift is appellant, onder overlegging van een produktie, in beroep gekomen van de beschikking van de Inspecteur, d.d. 10 mei 1988, welke beschikking appellant stelt ontvangen te hebben op 11 augustus 1988. Bij deze beschikking heeft de Inspecteur beslist op het bezwaarschrift van appellant tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 1984, artikel D.A. xxxxx. De
Inspecteur heeft de opgelegde aanslag - appellant was aangeslagen naar een zuiver inkomen van f.58.359,- - voor een bedrag van f.57.985,- gehandhaafd.
De Inspecteur heeft bij vertoogschrift geconcludeerd tot handhaving van de aanslag.
Appellant is vervolgens verzocht om de Raad te laten weten of hij zijn beroepschrift nog mondeling wilde toelichten dan wel of hij dat schriftelijk wilde doen. Appellant heeft evenwel hierop niet gereageerd, zodat de Raad ervan uit gaat dat hij van verweer heeft afgezien.
Beoordeling van de zaak:
1. Appellant is tijdig en op de voorgeschreven wijze in beroep gekomen, zodat hij daarin ontvankelijk is.
2. Het geschil betreft enkel de vraag of appellant volgens de jaaropgave van zijn werkgever K in 1984 een zuiver inkomen van f.56.880,56 heeft genoten, zoals appellant stelt met verwijzing naar de hem verstrekte en door hem overgelegde loonbelastingkaart 1984, of dat hij in dat jaar een zuiver inkomen heeft genoten van f.58.359,56, zoals de Inspecteur stelt met verwijzing naar de door K bij de Inspectie ingediende loonbelastingkaart 1984.
3. Appellant heeft zijn stelling niet nader toegelicht.
4. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat hij moet c.q. mag afgaan op de officiële loonbelastingkaart afgegeven door de werkgever van appellant. Daartoe verwijst de inspecteur naar artikel 19 van de Landsverordening loonbelasting 1976.
De Inspecteur heeft hieraan toegevoegd dat hij navraag heeft gedaan bij K. Volgens de administratie van K heeft appellant in 1984 een bepaald gedeelte van zijn loon in natura genoten, welk gedeelte niet is vermeld op de salarisslip van de maand december 1984 van appellant, maar wel tot het officiële loon gerekend dient te worden.
5. Nu appellant dit laatste niet heeft betwist, moet het ervoor worden gehouden dat hierin de verklaring gelegen is voor het verschil in het door K aan appellant en aan de Inspecteur opgegeven bedrag van het zuiver inkomen over 1984.
De Inspecteur is derhalve van het juiste bedrag uitgegaan, zodat de beschikking, waarvan beroep, moet worden bevestigd.
Beslissing:
De Raad:
bevestigt de beschikking, waarvan beroep.
mr. A.P.M. Houtman, mr. W.B. de Jong en mr. T.J.M. Kolfschoten