ECLI:NL:ORBBNAA:1994:BU4842

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
27 april 1994
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1993-004
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Warnink
  • J.K. Moltmaker
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aftrekbaarheid van management fees in de winstbelasting

In deze zaak gaat het om de vraag of een management fee die aan de directeur van NV X is betaald, als loonkosten kan worden aangemerkt voor de winstbelasting over het belastingjaar 1988. NV X heeft bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de winstbelasting die was opgelegd op basis van een winst van 194.900 gulden. De directeur ontving in de jaren 1986, 1987 en 1988 een management fee, maar er waren geen inhoudingen voor loonbelasting en premies volksverzekeringen gedaan. De Inspecteur der Belastingen betwistte dat deze fee als loonkosten kon worden afgetrokken en stelde dat het hier om een winstuitkering ging.

De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft vastgesteld dat de bewijslast bij NV X ligt om aan te tonen dat de management fee is betaald ter zake van door de directeur verrichte arbeid. NV X heeft aangevoerd dat de directeur de dagelijkse leiding had en dat de fee een beloning was voor zijn arbeid. De Inspecteur heeft deze stelling onvoldoende weersproken. De Raad concludeert dat de fee niet als winstuitkering kan worden aangemerkt, omdat de Inspecteur geen bewijs heeft geleverd dat dit het geval is. De Raad oordeelt dat de management fee als loonkosten kan worden aangemerkt en vernietigt de beschikking van de Inspecteur, waarbij de aanslag wordt verminderd tot een winst van 146.900 gulden.

Uitspraak

Beschikking van 27 april 1994, nr. 1993-004
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Sint Maarten,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Loop van het geding:
1.1. Aan NV X is voor het jaar 1988 een aanslag in de winstbelasting opgelegd naar een winst van 194.900,. Het aanslagbiljet is gedagtekend 14 november 1991.
1.2. Bij bezwaarschrift van 21 november 1991, ingekomen ter Inspectie op 22 november 1991, heeft NV X bezwaar gemaakt tegen deze aanslag.
1.3. Bij beschikking van 5 november 1992, verzonden op 20 november 1992, heeft de Inspecteur uitspraak gedaan op het bezwaarschrift. Daarbij werd de aanslag gehandhaafd.
1.4. Bij beroepsschrift van 14 januari 1993, ingekomen bij de Raad op 15 januari 1993, is NV X tegen deze beschikking in beroep gekomen bij de Raad.
1.5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van de Raad van 19 november 1993. Aldaar zijn verschenen de gemachtigde van NV X alsmede de Inspecteur.
1.6. Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden aangemerkt. Ter zitting is voorts door NV X een door de secretaris als zodanig gekenmerkt stuk overgelegd, zulks zonder bezwaar van de kant van de wederpartij, aan wie ter zitting de gelegenheid is gegeven van de inhoud daarvan kennis te nemen en zich daarover uit te laten. Ook de inhoud van dit stuk moet als hier ingelast worden aangemerkt.
2. Vaststaande feiten:
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
2.1. NV X is opgericht op 10 oktober 1984 en heeft - blijkens een uittreksel uit het Handelsregister - onder meer tot doel het importeren, exporteren, de groothandel en de kleinhandel van meubilair, accessoires, artikelen met betrekking tot binnenhuisarchitectuur en ter inrichting van woningen en andere gebouwen. Zij drijft haar onderneming onder de naam A. Haar enige directeur is Y, die ook aandeelhouder is.
2.2. Aan de directeur is over de jaren tot en met 1988 geen vast salaris toegekend. Wel ontving hij in de jaren 1986, 1987 en 1988 een zogenaamde management fee, ter grootte van respectievelijk $ 24.000,, $ 36.000,en $ 48.000,. Eerst met ingang van het jaar 1989 genoot de directeur een vast salaris van $ 48.000,per jaar. Andere bedragen dan zojuist genoemd zijn aan hem niet uitbetaald, niet in zijn hoedanigheid van directeur en evenmin in zijn hoedanigheid van aandeelhouder.
2.3. Op de management fee werden geen inhoudingen ter zake van loonbelasting en premies volksverenigingen verricht. Uitbetaling ervan vond niet regelmatig plaats. NV X had met haar directeur afgesproken "dat hij geen maandelijkse uitkering zou ontvangen maar, gedurende het jaar naar behoefte (met inachtneming van hetgeen voor zijn functie als redelijk kan worden beschouwd) bedragen zou opnemen uit de vennootschap".
3. Omschrijving geschil en standpunten van partijen:
3.1. Het geschil betreft de vraag of de management fee ten laste van de winst kan worden gebracht, welke vraag NV X bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt.
3.2. NV X stelt dat de fee niet een winstuitkering is, maar een beloning voor door de directeur verrichte arbeid.
3.3. De Inspecteur daarentegen meent dat wel gesproken moet worden van een winstuitkering en dat niet relevant is of deze ter zake van verrichte arbeid is uitbetaald omdat het bepaalde in artikel 6, lid 2, aanhef en onderdeel e, van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 aftrek verhindert.
3.4. Partijen doen hun vorenomschreven standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken, waaronder de eerder vermelde pleitnota's. Zij hebbende hun standpunten ter zitting toegelicht, doch aldaar aan hun in de stukken gegeven uiteenzettingen geen grieven of weren toegevoegd.
3.5. Het beroep van NV X strekt tot vermindering van de aanslag tot één berekend naar een winst van 146.900,. De Inspecteur concludeert tot verwerping van het beroep.
4. Overwegingen omtrent het geschil:
4.1. De Raad stelt voorop dat voor de beantwoording van de in geschil zijnde vraag niet van belang is dat op de management fee geen loonbelasting en premies volksverzekeringen zijn ingehouden. Naheffing is immers het aan de Inspecteur ter dienste staande middel om die omissie te redresseren.
4.2. Vooreerst moet worden bezien of de fee aan de directeur is betaald ter zake van door hem verrichte arbeid. NV X - op wie de bewijslast rust - stelt dat de directeur vanaf de datum van oprichting de dagelijkse leiding van de vennootschap in handen had, dat dit neerkomt op een normale 40 uur durende werkweek en dat de directeur naast deze functie geen andere dienstbetrekkingen vervulde. De Inspecteur heeft die - op zich aannemelijke - stelling onvoldoende weersproken. Weliswaar heeft hij ter zitting aangevoerd dat hem niet is gebleken dat de directeur werkzaamheden in de onderneming van NV X heeft verricht, maar die blote bewering kan bezwaarlijk worden aangemerkt als een voldoende gemotiveerde weerspreking van de stelling van NV X. Ook het enkele feit dat naar behoefte bedragen zijn opgenomen, betekent niet dat die opnamen niet een arbeidsbeloning vormden. Gesteld noch gebleken is immers dat het totaal van de opnamen een zakelijke arbeidsbeloning te boven ging. De Raad is dan ook van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de fee ter zake van verrichte arbeid is betaald.
4.3. Vervolgens moet worden bezien of sprake is van een winstuitkering. De bewijslast dat zulks het geval is, rust op de Inspecteur, die echter geen enkel tastbaar bewijsmiddel heeft bijgebracht en evenmin feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan blijken dat aan de directeur een winstuitkering is gedaan. Het feit dat geen inhoudingen hebben plaatsgevonden, is hiervoor onder 4.1 al van onvoldoende belang gevonden. Mitsdien moet worden geoordeeld dat van een winstuitkering niet kan worden gesproken.
4.4. Het vorenoverwogene leidt de Raad tot de slotsom dat het beroep gegrond is en dat derhalve als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing:
De Raad VERNIETIGT de beschikking waarvan beroep; VERMINDERT de aanslag tot één berekend naar een winst van 146.900,-.
mrs. H. Warnink, J.K. Moltmaker en J.W. Ilsink