ECLI:NL:ORBBNAA:1995:BU5470

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
31 januari 1995
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1995-029
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Warnink
  • J.K. Moltmaker
  • Th. Groeneveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroepschrift na termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroepschrift dat is ingediend na de verstrijking van de beroepstermijn. De belanghebbende, aangeduid als X, had voor het belastingjaar 1986 een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen, gebaseerd op een zuiver inkomen van f. 25.964. Na het indienen van een bezwaarschrift op 9 maart 1989, handhaafde de Inspecteur de aanslag bij beschikking op 19 november 1993. X ging in beroep tegen deze beschikking, maar het beroepsschrift werd pas op 11 februari 1994 ingediend, wat buiten de termijn van twee maanden viel.

De Raad van Beroep voor Belastingzaken oordeelde dat, hoewel het beroepsschrift niet tijdig was ingediend, de termijnoverschrijding X redelijkerwijs niet kon worden toegerekend. De Raad hield rekening met het feit dat de beschikking op het bezwaarschrift niet met redenen was omkleed en dat X, die de Nederlandse taal niet goed beheerst, tijd nodig had om de strekking van de beschikking te begrijpen. De Raad concludeerde dat X het beroepschrift binnen twee maanden na het moment had ingediend waarop zij redelijkerwijs in staat kon worden geacht de beschikking te begrijpen.

Echter, de Raad constateerde ook dat X de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift bij de Inspectie met bijna zeven maanden had overschreden. Deze termijn is van openbare orde en de Raad kon hier niet omheen. X had niet aangetoond dat zij redelijkerwijs niet in staat was om de wettelijke termijn in acht te nemen. De Raad oordeelde dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift ontoelaatbaar was.

Uiteindelijk vernietigde de Raad de beschikking van de Inspecteur en verklaarde X alsnog niet-ontvankelijk in haar bezwaar tegen de aanslag.

Uitspraak

Beschikking van 31 januari 1995, nr. 1995-029
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curacao,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Het procesverloop:
1.1. Aan X is voor het jaar 1986 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een zuiver inkomen van f. 25.964,.
1.2. X heeft tegen deze aanslag een bezwaarschrift ingediend. Dat bezwaarschrift is op 9 maart 1989 ter Inspectie ontvangen.
1.3. Bij beschikking d.d. 19 november 1993 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.4. Bij op 11 februari 1994 bij de Raad ingekomen beroepsschrift is X van deze beschikking in beroep gekomen.
1.5. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en X een verweerschrift; daarna is de zaak behandeld ter zitting van de Raad d.d. 27 september 1994, alwaar de gemachtigde van X en de Inspecteur zijn verschenen en hun standpunten uiteen hebben gezet. De gemachtigde heeft een pleitnota over gelegd.
2. De ontvankelijkheid van het beroep:
X kan in haar beroep worden ontvangen. Weliswaar is het beroepsschrift niet binnen een termijn van twee maanden na dagtekening van de beschikking op het bezwaarschrift ingediend, maar de Raad is van oordeel dat de tamelijk geringe termijnoverschrijding, waarvan hier sprake is, X redelijkerwijze niet valt toe te rekenen. De Raad neemt hierbij in aanmerking, dat de beschikking op het bezwaarschrift niet met redenen is omkleed en dat het X, die - naar zij onweersproken heeft aangevoerd - de Nederlandse taal niet meester is, enige tijd heeft gekost om de strekking en achtergrond van die beschikking te begrijpen. De Raad oordeelt dat zij het beroepsschrift heeft ingediend binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum waarop zij redelijkerwijze wèl tot zodanig begrijpen van de beschikking in staat kon worden geacht.
3. De verdere beoordeling van het geschil:
3.1. De termijn, waarbinnen X haar bezwaarschrift bij de Inspectie moest indienen, heeft zij ruimschoots, namelijk met bijna 7 maanden, overschreden. De Raad heeft ambtshalve op deze termijnoverschrijding acht te slaan. De termijn is immers van openbare orde. Anders dan met betrekking tot het instellen van het beroep het geval is, heeft X niet aangevoerd dat zij redelijkerwijze niet in staat was de wettelijke termijn van twee maanden na de dagtekening van de aanslag, in acht te nemen. De Raad acht de overschrijding dan ook ontoelaatbaar.
3.2. X heeft nog aangevoerd, dat bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt, dat zij wèl ontvankelijk is in haar bezwaar, omdat de Inspecteur (inhoudelijk) op haar bezwaar heeft beschikt. De Inspecteur had inderdaad X in haar bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren; door dat na te laten kan bij X evenwel niet het gerechtvaardigd vertrouwen zijn gewekt dat ook de Raad op bedoelde termijnoverschrijding geen acht zou slaan.
3.3. De Raad zal dus doen wat de Inspecteur had moeten doen en met vernietiging van diens beslissing X alsnog in haar bezwaar niet-ontvankelijk verklaren.
4. De beslissing:
De Raad vernietigt de beschikking waarvan beroep en verklaart X alsnog in haar bezwaar tegen genoemde aanslag niet ontvankelijk.
mrs. H. Warnink, J.K. Moltmaker en Th. Groeneveld